Eergisteren bezocht ik met mijn vriend ijzerhandel De Wild. We waren op zoek naar schroeven en moeren om het hang- en sluitwerk thuis onder handen te nemen. Een bezoek aan die winkel is een feest. We staan voor een wand met honderden doosjes met duizenden spijkertjes en andere ijzeren voorwerpen om ergens in te slaan. Maar in welk doosje zit wat we nodig hebben? Harry de Wild snelt te hulp. Hij bekijkt de schroeven die wij al hebben uitgezocht en zonder een woord te zeggen pakt hij in een ander doosje zes andere schroeven.
“Deze zijn beter’, zegt hij. Harry weet waar alles ligt, levert maatwerk, is een vakman. Een klant die spijkers op laag water zoekt, noemt hem de kluskoning. Ik moest aan Harry denken toen ik het bericht ontving dat Ton van Dijk op 7 juni overleden was. Godverdomme. De liefde voor het vak, dat was de gemene deler.
Als je de rouwadvertenties leest begrijp je onmiddellijk dat Ton een hele bijzondere journalist was. ‘Hij was een geweldige journalist en een unieke docent’, staat er, een ‘kleurrijke pokervriend’ en als hoofdredacteur van Nieuwe Revu en Panorama waren zijn aandachtsgebieden ‘Socialisme, Seks en Sensatie’. Hoewel ik Ton niet goed heb gekend, voelde ik me verwant met hem. We zijn in hetzelfde oorlogsjaar geboren, we waren zowel journalist als docent en als onderzoeksjournalisten gingen we op zoek naar de waarheid.
Een jaar of tien geleden bedacht ik een truc om hem beter te leren kennen. Nadat mij was gevraagd om een boek te maken over het buurtverzet in het Deventer Noordenbergkwartier, benaderde ik Ton met de vraag of hij het openingsverhaal daarvoor wilde schrijven. Dat ging over de omstreden bouw van een politiebureau, dat inmiddels alweer is afgebroken. Het verscheen in ‘Handel Dapper’ (uitgeverij Oostenwind, 2015). Het resultaat mocht er zijn, maar mij ging het vooral om de nieuwe vriendschap, zijn (sterke) verhalen en de lol, waarvan we met zijn allen in die buurt in Deventer konden genieten. Echte aardige mensen zijn immers niet dik gezaaid.
Ton van Dijk is een vakbroeder, dood of niet. Daar ben ik gek op. Mensen die houden van hun vak, die zichzelf uitwonen en in hun vak het onderste uit de kan willen halen. Ook al gaat dat soms ten koste van hun naasten. Mijn gedachten dwalen af naar de journalistencafés, Scheltema in Amsterdam en De Schouw in Rotterdam. Daar klonterden de vakbroeders samen om over hun scoops op te scheppen, complottheorieën uit te broeden, maar vooral te lachen, te roken en te drinken. Ik zie ze voor me, ook al leven ze niet meer. Henk Hofland, Frans Nypels, Jos Schneider, Herman Wigbold, Lisette Lewin, Ingrid Harms. Namen die symbool staan voor tientallen collega’s die het belang van goede journalistiek inzagen en hun beroep als een roeping opvatten. Denk en hoop ik stilletjes.
Wellicht vindt u deze ode aan de journalistiek sentimenteel gelul over vroeger. Daar zit wel wat in. De tijd staat niet stil. Journalistiek heeft inmiddels een totaal andere gedaante aangenomen. De vakman wordt verdrongen door de vakvrouw, we bedrijven datajournalistiek, we worden meer bedreigd. Het is te veel om op te noemen. Allemaal goed en wel. Maar de behoefte aan vaklui en collega’s van het type Ton van Dijk zal nooit afnemen.