Aangezien ik de laatste tijd voor mijn gevoel meer in de wereld van het boek dan in de mediawereld leef, wil ik het deze keer hebben over schrijfplezier.
De zaterdagbijlage van Trouw (29/5/2021) bracht mij op dat idee. Ik las daarin een special over het thema schrijfkoorts dat bij mij behoorlijk in het verkeerde keelgat schoot. De teneur: in coronatijd is half Nederland gaan schrijven, maar doe het jezelf niet aan. Niet iedereen die schrijft hoeft een schrijver te zijn.
Aan het begin van het verhaal worden literaire agenten aan het woord gelaten die zeggen dat ze voor een miljoen hobbyschrijvers geen tijd meer hebben en het verhaal eindigt met een beschouwing over hoe literair talent wordt ontdekt, plus foto’s en namen van droomdebuten. Het bekende rijtje: Reve, Grunberg, Palmen, Buwalda, Lucas Rijneveld, et cetera. In de vier pagina’s in het midden vertelt de schrijver Gerwin van der Werf in een essay dat alle kanten op schiet over zijn schrijfervaringen, die met schaamte verbonden zijn. Tussen de regels door lees ik dat Gerwin zich een schrijver vindt maar mij als lezer aanraadt: ‘Word geen schrijver, in hemelsnaam, je verdient geen knoop en bent bijna altijd wanhopig. Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn.’
Wat een denigrerende lulkoek. De special hinkt bovendien op tegenstrijdige gedachten. Van: ‘Doe het jezelf niet aan’ tot als je naar onze pijpen danst kun je ooit droomdebutant worden.
Ik heb net een debuutroman voltooid. Titel: Tijdverdrijf. Op de kwaliteit daarvan is genoeg aan te merken. Ik verbeeld me niks. Toch is het goed mogelijk om met plezier een roman te schrijven in de wetenschap dat je nooit het niveau zal halen van je eigen favoriete auteurs.
Waarom juichen we niet toe dat veel mensen graag schrijven? Dat komt omdat schrijvers als die van Trouw in ouderwetse denkpatronen zijn blijven steken. Ze trappen in de val van het uitgeverskapitalisme, dat zegt: Als er niet aan een boek verdiend kan worden, dan is dat boek niet goed. Veel recensenten hanteren vergelijkbare beoordelingscriteria.
Maar ik heb nieuws voor jullie. De tijden zijn veranderd. Het internet heeft het publiek aangespoord om makkelijker te schrijven (in de vorm van tikken) en te communiceren, terwijl die kapitalistische wetmatigheden steeds meer kritiek oproepen. Ik experimenteer nu bewust met een uitgever die iedereen die wil schrijven tegen betaling op haar of zijn wenken bedient. Novum is de naam en het hoofdkantoor zit in Oostenrijk. Hun winststreven verbloemen ze niet. Onderdeel van mijn experiment is dat ik mijn roman met andere inkomsten financier, en mocht het boek toevallig redelijk verkopen, dan verdien ik die investering al of niet gedeeltelijk terug.
Ook Hanna Bervoets is deel van die nieuwe tijdgeest. Ze schrijft in de Volkskrant (5/6/2021) mooi ironisch over een boekendief. Of haar verhaal op fictie of werkelijkheid berust, doet er minder toe. Ergens lees ik: ‘De internationale literaire wereld is een gesloten bastion, klinkt het. Ondemocratisch, archaïsch, gedreven door vriendjespolitiek: voor de gemiddelde schrijver is het onmogelijk om werk bij een grote, machtige uitgever gepubliceerd te krijgen. De dief levert met zijn daden indirect commentaar op dit rotte systeem, opperen sommigen, en zou het zelfs kunnen opblazen.’ Ja, Hanna snapt wat er aan de hand is.
De filosoof Stine Jensen idem dito. Zij verandert in haar nieuwste boek het begrip faalangst, waarmee menig schrijver zal worstelen, in faalmoed. Een mooi woord. ‘Faalmoed is een ode aan de mens die kwetsbaar en struikelend door het leven durft te gaan’, staat in een online beschrijving. Ik wil proberen om mijn faalmoed nog beter onder de knie te krijgen.