Kun je het beroep van journalist of programmamaker leren of moet je ervoor in de wieg zijn gelegd? Natuurlijk kun je veel praktische kanten van dit vak leren, maar om de echte top te bereiken, wat mij niet is gelukt, moet je toch vooral over een zekere aanleg beschikken plus een stevige portie bevlogenheid.
Toen ik aan het eind van de jaren vijftig met de gedachte speelde om de journalistiek in te gaan bestond er in Nederland nog geen echte opleiding om dat vak onder de knie te krijgen. Bij een krant als Het Vrije Volk kon je een soort interne cursus volgen en de Parool-chroniqueur Henri Knap gaf aan het Instituut voor Perswetenschap colleges journalistiek. Maar dat was het wel zo’n beetje.
Mij werd aangeraden om eerst naar de kweekschool (nu pedagogische academie geheten) te gaan, omdat Koos Postema en heel wat BBC-journalisten ook dat pad hadden gevolgd. Op de laatste dag van het eindexamen liet ik uit protest verstek gaan. Daar heb ik nooit spijt van gehad. Mijn opvattingen over hoe je onderwijs moest geven weken te veel af van de toenmalige onderwijs-principes van mijn kweekschool. Zo vond ik dat je geen rode strepen door taalfouten in opstellen moest halen, omdat je daarmee kinderen niet stimuleert om zich vrij te uiten. Mijn werkstuk in het kader van de cultureel maatschappelijke vorming werd afgewezen omdat het een veel beluisterde en door mij gemaakte radiodocumentaire betrof in plaats van een geschreven beschouwing. Mannelijke leerlingen mochten wel roken op de straat voor de school, vrouwelijke leerlingen niet. “Er gaat een goede leerkracht voor het onderwijs verloren”, sprak de directeur in paniek tot mijn ouders, toen ik niet meer bij het eindexamen kwam opdagen. Maar het perspectief van meester in het basisonderwijs was niks voor mij. Ik wilde immers in de eerste plaats journalist worden.
Wonderlijk genoeg bleef het onderwijs tijdens mijn leven wel een rol spelen. Ik maakte kort na het verlaten van de school met plezier een serie over ‘werkende mensen’ voor de schoolradio. Wat ik aan didactiek geleerd had, kwam daarbij goed van pas. En kort na de start van de School voor de Journalistiek in Utrecht werd ik gevraagd om leiding te geven aan de radio-opleiding. Als ongediplomeerde autodidact. Dat was een leuke tijd.
Tot op de dag van vandaag geef ik nog les in allerlei facetten van de journalistiek. Ik geef trainingen en advies in het buitenland, van Bangladesh tot West-Afrika. (Via Joop.nl heb ik daar vaak over bericht.) Maar ook gaf ik cursussen in Mediawijsheid in de Volksuniversiteit bij mij om de hoek. Als een saluut aan mijn eigen leermeesters. Mensen als de anarchist Anton Constandse (NRC en VPRO), de radencommunist Cajo Brendel (Het Dagblad voor Amersfoort), de sciencefiction-schrijver Felix Thijssen (Het Centrum) en de mediasocioloog Peter Hofstede. Wat zij voor mij betekenden probeer ik weer op mijn manier op een nieuwe generatie mediamakers over te dragen.
Verreweg mijn mooiste onderwijservaring was die van parttime praktijkdocent aan de masteropleiding redactie en research van de Universiteit van Amsterdam. (2005 – 2011) Daar viel – anders dan bij de HBO-opleidingen journalistiek – alles op zijn plaats. Selectie aan de poort, waardoor de beste studenten konden worden uitgekozen, waarvan er per sectie maar een stuk of twaalf werden toegelaten. Die waren superslim en gemotiveerd.
Mijn opdracht was om ze via een soort spoedcursus de basisbeginselen van radio- en tv-journalistiek bij te brengen en ze te enthousiasmeren voor achtergrond- en researchjournalistiek. Dat was een feest. Ze moesten gelijk het diepe in door binnen twee maanden een tv-documentaire te maken, die direct door een Nederlands nieuws- of achtergrondprogramma moest kunnen worden uitgezonden. De studenten bedachten interessante onderwerpen: van Nigeriaanse internetfraude in de Bijlmer via ingrijpende ervaringen van journalisten (post traumatisch stress syndroom) tot outsider art. Daarna moesten ze alles zelf doen. Researchen, interviewen, monteren. Tussendoor vertelde ik over mijn eigen onderzoeksprojecten. Zoals: Hoe ik doordrong tot de kern van de Rote Armee Fraktion-terroristen in Duitsland en in New York aan de slag ging met vertrouwelijke documenten van een gefrustreerde boekhouder van de KLM. Te lezen in De KLM-Affaires (uitgeverij Bert Bakker).
Aan het eind van de collegereeks huurden we de zaal van de studentenbios Kriterion om de docu in het bijzijn van academici, omroepmensen, familie en vrienden te vertonen. Iedereen, omroepen en productiebedrijven, wilde onze studenten als stagiaire hebben en de meesten konden, als ze dat zelf wilden, gelijk een contract krijgen. Ik was daar niet zo voor. Mijn advies luidde: in onze ‘Westerse wereld’ worden we geconfronteerd met het einde van de traditionele journalistiek, maar in de meeste landen staan democratie en journalistiek nog in de kinderschoenen. Trek dus de wijde wereld in, richt daar samen met een collega je eigen bedrijfje op en doe drie dingen: Help in je land naar keuze met het ontwikkelen van een zo democratisch mogelijk mediabeleid en het opstarten van lokale radio (1); vervul een rol als buitenlands correspondent (2) en ga op zoek naar mooie onderzoeksverhalen (3). Uit ervaring weet ik dat die overal voor het oprapen liggen. En het is een stuk bevredigender dan deel worden van de pikorde in Hilversum.
In Caïro ontmoette ik toevallig een Belgische vrouw die dat deed. Ze heet Ruth Vandewalle. Over haar schreef ik een verhaal in Nico’s Nieuws (Douane/Rotterdam/2012). Nog onlangs was ze op de Nederlandse tv te zien met een prachtige documentaire over haar enerverende en soms lastige leven in het bruisende Caïro. This is Egypt 2, tien jaar na Tahrir.