Saskia Sassen, de wereldberoemde socioloog die bijna alles weet van de thema’s globalisering, de stad en the global economy, was here and it was great. Ze werd in 1949 geboren in Den Haag, groeide op in Argentinië en woont nu in New York waar ze professor is aan Columbia University. Afgelopen zaterdag stond ze mooi in de Volkskrant, als ‘Mrs Piketty’ (Piketty is de Franse econoom die bekend werd door zijn verhaal over de toenemende kloof tussen rijk en arm). In de interessante rubriek ‘Onze gids deze week’ vertelt Sassen over een aantal van haar persoonlijke voorkeuren. Over de muziek van Piazzolla, de Architectuur Biënnale in Ramallah die bestond uit een wandeling langs door Israël vernietigde gebouwen, en het Urban Age project waarbij tien jaar lang tien steden onder de loep genomen worden.
Via-via kom ik er achter dat Sassen op 13 december een lezing houdt over de vraag “Who owns the city?”. Haar presentatie speelt zich af in De Dépendance, op de elfde verdieping van het oude Shell-gebouw aan het Hofplein. Door de achteringang en via een vreemde route bereik je de zaal die de vorm heeft van een rechthoek. Hierdoor kan je maar de helft van het publiek zien. De zaal zit vol met overwegend jonge internationale studenten.
De professor is op dreef. Zij heeft haar betoog opgehangen aan haar boek ‘Expulsions’. Die titel (in het Nederlands vertaald als ‘Uitstoting’) is een metafoor voor alle meestal kapitalistische mechanismen die mensen vooral in de grote steden verdrijven, verjagen en uitsluiten. Sassen leidt ons door haar PowerPoint-presentatie, toont veel relevante data en lardeert haar verhaal met goeie grappen. De stad noemt ze een ‘complex en incompleet systeem’ en ze legt uit hoe ‘de macht in stad concreet wordt.’ We zijn allemaal ‘urban subjects’. Als het gaat om de vraag van wie de stad is, dan toont ze overtuigend aan dat de buitenlandse rijken grote delen van steden als Londen, Parijs en Amsterdam bij wijze van investering hebben opgekocht, maar dat de stad in de eerste plaats toebehoort aan de mensen die er dagelijks leven, wonen en/of werken. Sassen wil van het publiek weten of er cijfermateriaal bestaat van gevallen van uitsluiting in Rotterdam. Ik vraag me af wanneer er van uitsluiting gesproken kan worden. Valt het beleid van sommige woningbouwcorporaties daar ook onder wanneer van huurhuizen woonhuizen worden gemaakt?
Na afloop van de lezing lukt het mijn actieve Middellandvriendin Marieke Hillen en dier vriendin Catherine Visser om een afspraak met Saskia te maken om op maandag Middelland te bezoeken. De Middellandman is ook welkom.
Saskia als Middellandvrouw
Rond half twee is het zover. Marieke heeft Saskia bij het Hilton Hotel opgehaald en vanaf daar zijn ze naar het Wijkpaleis in Middelland gewandeld. Langs het zaterdag gelanceerde beeld op het Tiendplein. Na een hartelijke begroeting nemen we in de kelder aan een tafel plaats om twee uur lang met elkaar te praten. Vijf vrouwen en een man. Wat een voorrecht.
We spreken een mengeling van Engels en Nederlands. Voor de grap laat ik Saskia een manifest zien uit het boek ‘Handel Dapper’ (2015, Oostenwind). Dat begint met de stelling: ‘Laat je leiden door de vraag: van wie is de stad?’. Ze moet er hard om lachen. We proberen te achterhalen hoe en wanneer die vraag voor het eerst is opgekomen. Saskia denkt dat het in Parijs is begonnen. Ze vertelt over haar Rotterdamse ervaringen. Ze wil altijd tijd hebben om te schrijven en om de stad te bekijken. Bij een eerder bezoek viel haar op dat Rotterdam zo ruim gebouwd is. Ik zeg dat dat de urban designer Alexandros Washburn, die onlangs gast was bij het Stadmakerscongres, ook was opgevallen. Bij dit bezoek vroeg ze of men haar de plek met de grootste armoede in Rotterdam wilde laten zien. Ze kon niet aangeven waar dat was (haar aantekeningen lagen in het hotel) maar zei dat ze geen echte armoede heeft gezien (zoals in menige miljoenenstad elders in de wereld). Wat natuurlijk niet wil zeggen dat er in Rotterdam geen mensen onder de armoedegrens leven. Ik laat Saskia het NRC-verhaal zien over het kunstwerk waar ze op haar wandeling langs kwam. Geportretteerde jongens uit het Oude Westen praten over hun held uit de film Scarface. Saskia: “Je hebt zo’n benadering uit die krant nodig. Mijn hero in mijn plein.” zegt ze in half Engels, half Nederlands. “Je moet ze niet vertellen wat ze moeten doen. Zij zijn de makers in de gemeenschap.”
De lunch wordt geserveerd.
Dan ontspint zich een hilarisch gesprek over ‘potholes’. Iemand vertaalt dat als ‘gaten in het asfalt’. Saskia: “Dat lijkt wel de titel van een gedicht. Het hoeft niks met asfalt te maken te hebben. “It could be the hardheaded mind of your partner.”
Vervolgens vertelt Marieke over de geschiedenis en de status van het gebouw waar we zitten en waarin het Wijkpaleis wordt gedoogd. We proberen Saskia uit te leggen wat ‘gedogen’ inhoudt. De meningen over wat er met het gebouw gaat gebeuren blijken verdeeld.
We maken de cirkel groter en informeren Saskia over Middelland. Als eerste de winkelstraat en het fenomeen ‘witwassen’. Ze vraagt of het tekort aan woningen in deze buurt een probleem is. Tim, die net is binnen ekomen zegt dat woningnood geen probleem is in Rotterdam. Marieke vult aan dat er een tekort is aan huizen voor bakfietsgezinnen. Nu moeten we Saskia de betekenis van een bakfiets uitleggen. ‘That looks anti-social, omdat die dingen zoveel ruimte innemen. It’s like a tank.” Het gelach is nog niet verstomd of Marieke komt met de termen ‘krachtwijk’ en ‘kansrijke wijk’ aanzetten. Saskia vermaakt zich zichtbaar met ons jargon. Als we praten over het ontstaan van Middelland en de bewuste driedeling van G.J. de Jongh in rijk, middenklasse en lage inkomens, dan zegt de socioloog: “Een mix is goed, maar het kan ook riskant zijn. In New York kan zo’n ontwikkeling alleen in immigrant communities gebeuren.” Ik zeg dat ongeveer tweederde van de bevolking hier uit migranten bestaat. “Dan is er een goede basis, maar hebben ze de zelfde mogelijkheden als de oorspronkelijke Nederlanders?” We weten het antwoord, maar vatten de vraag op dit moment als een retorische vraag op.
Saskia probeert het wezen van de buurt te doorgronden. “Jullie buurt is many things. It’s a neighbourhood but also a larger urban commercial community. But that is great. That’s what needs to happen, in a way.”
Ze vraagt of mijn blog daar over gaat en of ze dat kan lezen. Ik antwoord bevestigend en geef haar de link.
Op twee punten wil ik advies. Het eerste betreft de lokale democratie. Ik vertel Saskia dat in Middelland met co-creatie wordt geëxperimenteerd, maar dat je als bewoners ook kan knokken voor een bottom up strategie.
Saskia: “De strategie doet er inderdaad toe. Jullie moeten dealen met de verschillende modellen die hier functioneren. Dit is geen eenvoudige buurt, maar een buurt met een deep urban footprint. Je moet op zoek gaan naar een balans. This is a real city and that means that a larger urban space installs it self.”
We discussiëren nog wat over de strategie van de Republiek, een groep bewoners die vond dat meer macht bij de bewoners moest komen te liggen. Saskia zegt terecht dat het feit dat ze hun doel niet gelijk bereikten niet betekent dat de boel niet in beweging is gekomen.
Het tweede punt betreft de buurteconomie. Ik leg eerst uit waarom wijken steeds meer hun eigen broek moeten leren ophouden. In reactie op die uitleg raadt Saskia Sassen aan om van een eigen lokale munt gebruikt te gaan maken, zoals the Bristol Pound. Het voorbeeld van de Zuiderling vindt ze goed, maar dat is ruilen. Een lokale munt biedt meer mogelijkheden. Ze adviseerde de burgemeester om het vakmanschap en de talenten binnen de gemeente te inventariseren en die veel beter te benutten. Mijn reactie is dat het Wijk Investeringsfonds (WIJF) van Delfshaven die mogelijkheid ook in zich heeft. Marieke vertelt hoe het Wijkpaleis functioneert. Op dat moment wordt ons gesprek overstemd door lawaai uit de keuken. Tenslotte waarschuwt Sassen voor franchises zoals Starbucks, die je niet moet willen in je wijk. Lachend eindigt ze haar verhaal met de mededeling dat ongeveer vierhonderd mensen op Wall Street eigenlijk in de gevangenis zouden moeten zitten. Het doet ons denken aan wat Joris Luyendijk over de bankenwereld in de City of London schreef.”Ja, ongelooflijk hoe die de wet aan hun laars lapten. They look clean, because there is no record.”
Dan is het feest plotseling voorbij, omdat Saskia zegt tegen een deadline aan te lopen. We nemen hartelijk afscheid. Als vrienden. Ze geeft nog een aardige typering van onze leuke buurt en zegt: “The thing is how do you maximise the internal differences rather than seeing it as a problem.”
Wat een lieve, wijze vrouw!
Onderweg naar huis schiet me nog te binnen dat we het hardst gelachen hebben om de uitspraak van naam van de burgemeester. Saskia zei Aboutaleb, met de klemtoon op de laatste lettergreep. En dan riep ze die naam hard en meerdere keren achter elkaar. Heel komisch. Wat ze niet besefte was dat dat eigenlijk de enige juiste intonatie is, want in Rotterdam valt de klemtoon – anders dan in de rest van Nederland – heel vaak op de laatste lettergreep.