Ooit is iemand op het idee gekomen om van ons huis een monument te maken. Er is zo veel gebombardeerd in deze stad dat een huis al gauw de status van monument kan krijgen. Vanaf zo’n eerste moment dat iemand een pand op zijn netvlies krijgt kan een gemeente kennelijk niet anders reageren dan procedureel en bureaucratisch. En zodra zo’n procedure wordt opgestart, zit je als bewoner in een valstrik waar je je zelf niet of nauwelijks meer uit kan bevrijden. Je voelt je gevangen.
Ergens in 2004 zal het begonnen zijn met een brief waarin het voornemen werd kenbaar gemaakt ‘om meerdere objecten in Delfshaven aan te wijzen tot gemeentelijk monument.’ In 2005, zo werd in een brief van 28 juli 2008 gemeld, kwam een formele dame, de architectuurhistoricus mevrouw drs. K.Z. Messchaert, een beschrijving van ons huis maken, maar ‘de aanwijzingsprocedure [was] inmiddels nog niet opgestart.’ Haar rapportage begint met een beetje geschiedenis. Stadsarchitect W.N. Rose maakte in 1858 het Coolpolderplan. Zijn opvolger De Jongh tekende in 1883 en 1887 de vervolgontwerpen waarin de Mathenesserlaan al aanwezig was. Ons huis dateert uit 1904 en is ontworpen door F.J.C.J. van Beers ‘in een overgangsstijl met neogotische motieven en beelden op de geveltoppen’. De beschrijving is minutieus en in rare bewoordingen. Zo bestaat het huis uit “een centraal geplaatste ingangspartij voorzien van een in witte verblendsteen uitgevoerde ellipsboog met natuurstenen lijst voorzien van gedecoreerde kraagstenen, twee glas-in-lood-bovenlichten, een latei en een segmentboog in witte verblendsteen omkaderd met een natuurstenen lijst.” De top wordt bekroond met een krokodil. Zo gaat het zinnenlang door. Het zegt me weinig allemaal. Vermoedelijk is het zo uitvoerig beschreven om later te kunnen controleren of we iets aan het monument veranderd hebben. Er wordt met geen woord gerept over de kwaliteit van het gebruikte materiaal. Sinds het bezoek van de rapporteuse hebben we veel problemen gehad met wateroverlast in de kelder en tal van lekkages die aan externe factoren, slechte riolering en extreem weer moesten worden toegeschreven.
In de eerder genoemde brief van 28 juli 2008 werd ook een uitnodiging voor een informatieavond halverwege 2009 aangekondigd. Omdat de procedure eindeloos voortsleept zonder dat er veel duidelijk wordt besluit ik in 2011, dus zo’n zeven jaar na het eerste bericht over het voornemen om van ons huis een monument te maken, mee te delen dat ik niet wil dat mijn huis een monument wordt of is geworden. Als ik dat zeg, word ik in de val gelokt. Mij wordt verzocht om een bezwaarschrift in te dienen en nadat ik dat gedaan heb, moet ik voor een commissie verschijnen. Ik draag daar een idioot gedicht voor, waarin ik de draak steek met de lokale bureaucratie. Natuurlijk ben ik niet zo naïef dat ik denk dat mijn verzoek serieus genomen en gehonoreerd wordt. Enige tijd later verneem ik dat mijn bezwaar is afgewezen. Het huis bleek op 22 februari 2011 al als gemeentelijk monument te zijn aangewezen.
Rest de vraag hoe prettig het is om in een monument te wonen. Het begint er mee dat als de gemeente jouw huis als monument aan wijst, daar in de praktijk weinig tegen te doen is. Ik heb er niet zo veel tegen dat ons huis een monument is, maar ik snap niet waarom er zo raar mee omgegaan wordt. Daarbij denk ik aan de slepende procedures, de idioot geformuleerde brieven, het woud van regels. Nadat we in augustus van dit jaar door noodweer waren getroffen, wilden we het dak grotendeels vernieuwen. Ik belde toen met het Bureau Monumenten om te vragen hoe zij aankeken tegen het werken met goede oude materialen – de oude dakpannen bijvoorbeeld – en in hoeverre daar aan bijgedragen kon worden. Het antwoord was dat “als je het niet kon zien, het niet uitmaakte hoe het dak zou worden vernieuwd.” De ambtenaar zei verder dat de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de kosten van ieder onderhoud. Dat weet ik ook, ik ken de regels, maar ik wilde weten of de gemeente serieus de kwaliteit van zijn monumenten op pijl wil houden. Niet dus. Ik kon het dak op met mijn vraag. Overigens is het dak inmiddels mooi op eigen kosten hersteld.
Mijn advies wat betreft de monumentenzorg is: doe het goed of doe het niet, maar doe het niet half. Geef ons iets meer het gevoel dat je het als gemeente op prijs stelt dat we in een mooi oud huis wonen, dat we dat proberen te koesteren en communiceer als het even kan een beetje normaal. Nu was het patroon sinds 2004: brief, bezoek om pand in kaart te brengen, meer brieven, aanwijzing, afwijzing bezwaar en vanaf de aanwijzing in 2011 hebben we nooit meer echt iets van de monumentenmensen vernomen.
DAG 48: Monumentje
6 minuten leestijd