Vroeger woonde de dokter meestal in de buurt, omdat hij de praktijk aan huis had, maar tegenwoordig zijn er steeds meer centra met groepspraktijken en dan maakt het minder uit waar je woont. Er zijn zelfs huisartsen die er bewust voor kiezen om zich buiten de buurt waar hun patiënten wonen te huisvesten. “Ik moet er niet aan denken om mijn patiënten bij de Albert Heijn tegen te komen”, vertrouwde een dokter mij onlangs spontaan toe. Bernadette van Doorn denkt daar anders over. Ze woont en werkt in Middelland. Ik betrap me er op dat ik haar in de loop van het gesprek tutoyeer, terwijl we elkaar niet kennen.
“Ik woon naast De Ontmoeting. Dat is het postadres en de opvang van allerlei dak- en thuislozen aan de ’s Gravendijkwal. Als je voor een uitkering in aanmerking wilt komen, moet je namelijk een postadres hebben.” Over wonen en werken in dezelfde buurt zegt ze: “Tien jaar geleden ben ik een tijdje ziek geweest, toen vond ik het wel lastig. Ik kwam veel van mijn patiënten tegen en die bedoelden dat allemaal heel goed, maar dat kwam toen te dichtbij. Dan moet je ze bij Albert Heijn uitleggen wat er is gebeurd en hoe het met je gaat. Toen ben ik wel even weg gegaan uit de buurt.
Uw vader was ook arts.
“Ja, waar we nu zitten is de praktijk van mijn vader. Die heeft indertijd bewust gekozen voor een grote stadspraktijk omdat die dacht: in een dorp ben je echt zo ‘de dokter’ en dan zit je in zo’n circuit van de bovenmeester en de burgemeester. Met name mijn moeder vond dat niks. Toen heeft hij een praktijk op nummer 306 overgenomen, daar had je ook het kikkerlaboratorium voor de zwangerschapstesten, dat werd vroeger met kikkers gedaan. Daarna is hij met gezin en praktijk naar 330 verhuisd, aan de overzijde, en daarna is hij met dit gezondheidscentrum begonnen. Met huisartsen hier uit de buurt.”
Waar komen uw patiënten vandaan?
“Uit de buurt, vooral. Ik denk dat de verhouding zestig procent allochtonen en veertig procent autochtonen is. Maar misschien is het bij het spreekuurbezoek zelfs wel eerder tachtig/twintig, omdat autochtone mensen, die meer comfortabel in hun eigen cultuur zitten, meer self-supporting durven te zijn. Wij hebben als twee vrouwelijke praktijkhouders lange tijd deze praktijk, die ik van mijn vader had overgenomen, gedraaid en dat heeft toen nog wat meer allochtonen aangetrokken…”
‘Hoe zo?
“Allochtone vrouwen kunnen zich niet altijd voor een mannelijke dokter uitkleden, al wordt dat wel minder. Als ze naar het ziekenhuis moeten, dan zeggen ze: zet er maar bij dat ik een vrouwelijke dokter wil. Dan zeg ik: nee, dat doen we niet. Dat moet je zelf vragen en als het niet kan, dan kan het niet. In het verleden waren wij als vrouwen in deze praktijk uniek en nu zijn de mannen het geworden omdat bij de studie medicijnen tegenwoordig zeventig procent vrouw is. We zijn blij als er hier weer een praktijk door een man wordt overgenomen.”
Wat merk je als arts van Middelland?
“Wat grappig is, is dat hier sprake is van een mix van heel hoog en heel laag opgeleide mensen, maar dat dat eigenlijk heel makkelijk door elkaar loopt. Wat ik van de allochtone mensen heel bijzonder vind is dat ze je het vertrouwen geven door hun dingen op tafel te leggen. Je zit in een land waar je de cultuur en de taal niet goed begrijpt en om dan toch je problemen aan anderen toe te vertrouwen, dat vind ik heel dierbaar.”
Hoe zit het met sociale dingen als eenzaamheid en armoede?
“Die is er zeker, maar het valt wel mee, want Middelland is relatief gezien geen oude wijk. Er is wel een ander soort eenzaamheid van mensen met psychische problemen die zich een beetje ingraven. Middelland is natuurlijk wel een wijk met een lage SES-score (sociaal-economische status), maar ik kan het niet goed vergelijken. Ik denk dat als je over de Mathenesserbrug gaat de sociaal-economische score nog lager is.”
Zijn er ook ziekten die bij wijze van spreken uit andere culturen geïmporteerd worden?
“Als je het over diabetes hebt, dat komt veel bij Marokkaanse en Turkse mensen voor. De verklaring die ik daar voor heb is dat het in die culturen vaak een teken van aanzien is als je lekker mollig of dik ben en dat is een risico voor het ontwikkelen van diabetes 2. Verder leidt een lage SES-score vaak tot een minder gezonde levensstijl. Als mensen minder verdienen, minder werk hebben, dan wordt er regelmatig meer gerookt, junkfood gegeten en minder bewogen.”
In hoeverre vallen allochtonen – als het om hun gezondheid gaat – terug op hun herkomstlanden?
“Velen komen uit landen waar men makkelijker naar de dokter gaat als er wat is. Als ze in de zomer naar hun thuisland gaan, dan komen ze allemaal terug met een tasje medicatie. Wij zijn hier redelijk krenterig met het voorschrijven van medicijnen. Ze gaan daar vaak naar de dokter voor een second opinion. Ze kunnen daar veel beter verwoorden wat hun klachten zijn. Iemand die hier bijvoorbeeld met hoofdpijn komt, waarvan ik denk dat komt omdat hij heimwee heeft, ik noem maar wat, dan is dat heel moeilijk aan iemand over te brengen. Als ze dan in Turkije of Marokko zijn, dan laten ze even een scan van het hoofd maken en dan is dat in orde en dan krijgen ze nog wat injecties en pillen er bij en dan worden ze beter. En dan komen ze hier en dan krijgen ze weer hoofdpijn. En dan kun je het uitleggen. Het is niet helemaal weggegooid geld. Maar je kan dan wel zeggen: als je het daar niet hebt en hier wel, dan heeft het misschien wel met heimwee te maken.”
Is analfabetisme een probleem?
“Ja, zeker bij de eerste generatie allochtonen. De automatisering is een ramp voor die mensen. Die hebben geen computer thuis en die snappen dat allemaal niet. Die komen hier aan de balie om een afspraak te maken want de telefoon is al ingewikkeld voor die mensen. Er zijn hier nu twee Turkse gezondheidscentra en daar zijn een paar oudere patiënten van ons naar toe gegaan, vooral omdat hun kinderen daar op hebben aangedrongen. Want die zijn steeds een vrije dag kwijt om te tolken als hun ouders naar de dokter willen.”
En dat mensen niet verzekerd zijn, komt dat veel voor?
“Ja, wel duidelijk meer dan voorheen. Maar je helpt ze wel. We zeggen wel dat als je straks bijvoorbeeld aangereden zou worden, je echt een probleem hebt als je niet verzekerd bent.”
Doe je veel huisbezoeken?
“Nee, minder dan vroeger, want de meeste mensen hebben wel iemand in hun omgeving die kan autorijden en dan komen ze dus hier naar toe. Toen mijn vader hier arts was had maar twintig procent van de mensen een auto en legde hij door de hele stad bezoeken af. De meeste artsen hier doen hun visites nu op de fiets. Met de auto kom je er haast niet meer door. Je kan nergens meer parkeren.”
Hoe voorkom je dat alleenstaanden lang dood in hun huis liggen?
“We zijn alle 75-plussers in kaart aan het brengen. Ze krijgen een brief waarin we uitleggen dat ze door ons gebeld gaan worden. Voorheen deden we dat met het ouderenwerk, maar dat is weer wegbezuinigd. Daardoor moet het weer helemaal opnieuw worden opgetuigd.”
Dat brengt ons bij de decentralisatie van de zorg, sinds begin 2015.
“Ja, waardeloos. Het is begonnen met die vrije markt. Dat is gewoon niet te doen. Dan kwamen er ineens allerlei bureautjes van wijkzusters als paddenstoelen uit de grond. Ik wil gewoon met een vaste organisatie kunnen werken, zodat je weet wat je aan elkaar hebt. Het is niet interessant om te weten wat mensen wel kunnen, maar wel om te weten wat ze niet kunnen want daar moet je op anticiperen. Voorheen was dat gewoon zo. Met Thuiszorg Rotterdam had je altijd te maken met dezelfde mensen en kon je gewoon goed samenwerken. En nu, als je bijvoorbeeld een terminale patiënt hebt, dan lost de een het zus op en de ander zo. Dat is niet te doen. En je moet met al die verschillende mensen/organisaties overleggen. Over die reorganisatie in de zorg is niet nagedacht. Het wordt steeds bureaucratischer.”
Het basisidee, decentralisatie van de zorg, lijkt me niet slecht.
“Nou, dat weet ik niet. Als ik zie wat er van terecht gekomen is… De zorg is onbetaalbaar geworden sinds het onderdeel van de vrije markt is. Het heeft nog helemaal niets opgeleverd. Het is alleen maar duurder geworden. Dan denk ik, waar gaat het nou helemaal over?”
Dat betekent dat jij vindt dat de staat over de zorg moet gaan?
“Ja, zorg is iets dat uit solidariteit met elkaar geleverd moet worden. Waar iedereen recht op heeft. Doe dat vanuit de staat. En als je het via belastingcenten int, dan betaalt de degene die veel heeft wat meer. Ze bedachten toen dat de vrije markt tot veel bezuiniging zou leiden. Dat is niet zo. Ze zijn allemaal kaasschaafmethodes aan het toepassen om een systeem dat niet klopt betaalbaar te maken. Het systeem is niet meer ingericht op logische behandeling van patiënten, dus krijg je dat mensen steeds worden doorgeschoven, niemand zich eindverantwoordelijk voelt en dat iedereen zegt: ik heb toch mijn stukje gedaan? Dat is gewoon slecht. Vooral voor de mensen aan de onderkant van de maatschappij is dit rampineus.”
Je bent positief over wat de Zorgvrijstaat West doet.
“Ja, het is een initiatief dat heel wijkgebonden is. Kleinschalig. Met die maaltijdservice zorgen ze voor sociale cohesie. Het lijkt een beetje op die Van Harte resto’s. En ze kunnen snel handelen, bijvoorbeeld door rollators voor mensen te repareren, omdat er geen bureaucratische lagen tussen zitten. Doe je dat via de WMO, dan mag je hopen dat de patiënt aan het eind van de procedure nog in leven is.”
Zijn loslopende mensen met een geestelijke handicap een probleem?
“Ik vind dat geen probleem, het hoort bij de ‘grote stad’ en ik ben in deze stad opgegroeid. Voor mensen die van buiten komen is het misschien wat enger. Maar ik heb er geen last van. Wel vind ik dat je de opvang beter over de stad moet verdelen.”
Vind je het leuk om huisarts te zijn?
Het antwoord blijft even uit.
“Het contact met de patiënten vind ik heel leuk. Maar het gedoe er om heen niet, dat kost steeds meer tijd en trajecten zijn steeds onduidelijker en veranderen ook steeds. Ik moet nu bijvoorbeeld weer gaan zoeken naar een opnameplek voor iemand voor Nieuwjaar. Dat betekent minstens twee middagen rondbellen. En dan nog maar zien of het lukt. En de automatisering is ook heel lastig, ik ben er niet mee opgegroeid, dus ik moet bij alles nadenken. Op de groene kaart vind je in no time wat je zoekt, maar dat hele scherm doorscrollen is niks voor mij. Ik kan niet luisteren en typen tegelijk. Dat kunnen mijn jongere collega’s wel. En zij weten niet beter dan dat het zo is.”
Ben je wel eens bij je patiënten in bijvoorbeeld Turkije of Marokko op bezoek geweest?
“Als het om uitnodigingen van mijn patiënten gaat, dan kan ik ondertussen zo’n beetje de hele wereld af. Het contact met de patiënten in deze praktijk is redelijk amicaal. En ik zou niet na een bezoek aan die patiënten het gevoel willen hebben dat ik ze misschien wel voorrang zou moeten geven of dat zij dat verwachten. Dat vind ik lastig. Dat doe ik dan wel ná mijn carriere.”
Hoe lang moet je nog?
“Tot mijn zevenenzestigste, maar dat ga ik echt niet doen. Ik moet dan wel iets anders gaan verzinnen. Ik ga geen avond- en weekend-diensten meer doen. Ik zie wel hoe het loopt. Ik kies voor mezelf. Ik heb al één keer een infarct gehad. Dat vind ik wel genoeg. Ik woon prettig in deze buurt, maar ik zou ook wel ergens willen wonen waar de lucht wat minder grijs is.”