Ineens schoot mij het idee te binnen om Soeterbroek (geen rare naam als je zelf Haasbroek heet) in of rond het blauwe huisje te interviewen. Hij noemt zichzelf ‘De Ruimtemaker’. En bij ‘de bijzonderste ruimte in Middelland’, Didden Village, dacht ik onmiddellijk aan die plek. Maar ging dat nog lukken? Over drie uur zou het geprek al gefilmd worden. Zou lieve Gies er wel voor in de stemming zijn? We deden een poging en het wonder geschiedde: het mocht en het kon. Om 14.00 uur was het zover. We zitten in de schaduw van het blauwe huis. “Geluid loopt. Camera loopt.” Ik heb mijn eerste woorden nog niet uitgesproken of er breekt een hels kabaal los, veroorzaakt door een laag vliegend vliegtuig en aanzwellende kinderstemmen. Als ik over de blauwe dakrand naar beneden kijk zie ik niet drie kinderen, ook geen klas, maar een halve school de halve Beatrijsstraat vullen. Vermoedelijk zijn de kinderen op weg naar de Oostervant om te gaan sporten. Ze lopen niet door, nee, ze blijven staan. Tientallen pratende en lachende kinderen. Ik weet het al lang: televisie maken is wachten. Wachten tot de zon er is of dat ‘ie juist weg is. Wachten op de stilte. Wachten op de techniek die het uitgerekend op het moment dat je wilt beginnen laat afweten.
Frans, hoe ervaar je als ruimtemaker deze plek?
“Prettige omgeving. Bijzonder. Ik vond het vooral bijzonder toen we aan kwamen lopen en we dit blauwe huisje op dat fabriekspand zagen staan. Prettig om hier te zitten. Het heeft en geeft ruimte.”
Ik ken Frans Soeterbroek nog niet zo lang. Tijdens het Stadmakerscongres 2015 in de Rotterdamse Schouwburg liep ik min of meer toevallig een ruimte binnen waar hij midden in een betoog zat. Ik was gelijk geboeid, bleef zitten luisteren en schreef er over (zie Dag 34). Soeterbroek is stadmaker, socioloog, systeemdenker. Hij woont in Utrecht. Vorig jaar kwam er van hem en een aantal min of meer gelijkgestemde stadmakers een inspirerend boekje uit dat Robbert de Vrieze van Wij Delfshaven mij aanraadde: ‘Het nieuwe stadmaken. Van gedreven pionieren naar gelijk speelveld’ (www.trancity.nl). Ik wilde de TV-serie ‘Ode aan Middelland’ afsluiten met de opbouwende kritiek van een echte externe deskundige. Welke adviezen heeft hij voor Mooi, Mooier Middelland?
Het gesprek:
Jij doet al langer dingen in Rotterdam.
“Ja. Bij tijd en wijle werk in Rotterdam. Ik heb een mooi project met Dominic Schrijer gedaan over hoe Rotterdam-Zuid van de verbreding van de A15 kan profiteren, iets met de verlevendiging rond metrostations…”
En ook hier in de buurt iets met milieu bij de Tunneltraverse.
“Ja. Dat was het Stadslab Luchtkwaliteit bij de ’s-Gravendijkwal. Ik heb toen vanuit mijn achtergrond aangegeven hoe ze dat slim konden aanpakken met de gemeente.”
We hebben vanochtend een wandeling door Middelland gemaakt. Wat is je eerste indruk?
“Een fijne en mooie buurt. Ik heb veel indrukken opgedaan door wat jij me vertelde en heb laten zien. Jij weet wat er achter de gevels gebeurt. Die combinatie van wat ik zag en waar jij me op wees vond ik boeiend. Een groot thema is de gemêleerdheid van de buurt. Die zie je ook buiten op straat. Het beeld dat ik daar van heb is een prettige gemêleerdheid. Ik krijg niet het beeld van een radicale tweedeling tussen groepen. Of, o jee, hier ga je over naar het rijke deel van de buurt en dit is een treurig deel. Nee, een prettige wijk.”
In je boek beschrijf je diverse typen stadmakers. Wat voor type veranderaar ben ik?
“Jij doet me denken aan wat ik de happy infiltrator noem. Ik heb dat begrip van Daan Roosegaarde gepikt. Dat is iemand die met enige eigenwijsheid met de gemeente aan het klooien is. Hoe kan je daarmee op een andere manier samenwerken en het ook een beetje naar je hand zetten.”
Dus niet het type van een echte activist.
“Nee. Dat niet. Een echte activist schopt en de happy infiltrator danst.”
Nou, misschien gaan we na afloop nog dansen. De manier van veranderen hier in de wijk noemen ze ‘cocreatie’. Wat is dat volgens jou?
“Het is een beetje een modebegrip geworden, maar in essentie komt het er in deze omgeving op neer dat de bewoners van Middelland, en je kan het er nog over hebben wie je daarmee bedoelt, samen met de gemeente, de woningcorporatie en anderen vorm kunnen geven aan hun buurt en leven. En dat is – vergeleken met waar we vandaan komen – eigenlijk een revolutie. Ik heb ooit het begrip ‘koekoeksklokparticipatie’ bedacht. Wat de meeste gemeenten doen is heel lang als een vogeltje in hun stadskantoren dingen bedenken, dan even naar buiten komen, “nu mag u wat zeggen”, dan roep het vogeltje “dat nemen we mee”, deurtje weer dicht en een jaar later komt er weer iets naar buiten waarvan je denkt, “dat herken ik niet meer”. Nou, daar moeten we echt radicaal van af en daarom omarm ik wel al die cocreatie-experimenten.”
Is er iemand ‘leading’ bij de cocreatie, als we het hebben over de gemeente en bewoners?
“Als het goed is niet. Iedereen kan de leiding nemen. Het loopt het best, merk ik, op plekken waar eigenwijze bewoners het voortouw hebben genomen, de gemeente hebben uitgedaagd, zich de kaas niet van het brood laten eten. Dan loopt het vaak het beste. Op het moment dat de gemeente in een opvoedende rol komt, dan krijgt het heel vaak iets treurigs, vind ik. Dus je hebt ook wel wat brutale buurtbewoners nodig.”
Laten we het over de buurtdemocratie gaan hebben. Er waren eerst deelgemeenten. Toen is er een soort gat ontstaan met de gebiedscommissies. Wat zou jij voor Middelland bepleiten?
“Wat ik allereerst bepleit is om je niet blind te gaan staren op nieuwe structuren. De gebiedscommissie afschaffen en wat nieuws doen. Dat gaat heel veel energie kosten zonder dat de buurt daar iets aan heeft. Je kunt wel met allerlei nieuwe inzichten gaan experimenteren. Er is net een rapport uitgekomen over meervoudige democratie en dat gaat er om dat je naast de de rol van de raad en gebiedscommissies ook rechtstreekser ambtenaren en bestuurders voor buurten moet laten werken. En ik begrijp dat jij ook een fan van David Van Reybrouck bent. Het zou ook leuk zijn om hier in Middelland als experiment met loting buurtbewoners in een soort meesturende rol te proberen te krijgen.”
Maar we moeten wat jou betreft af van praten over die begrippen ‘bottom-up’ of ‘top-down’?
“Ja.”
Volgende punt. De nieuwe buurteconomie. Mooi, Mooier Middelland heeft dik zeven miljoen gekregen voor de plannen in de komende drie jaar, maar daarna kan die stroom tot stilstand komen. Hoe zet je dan een nieuwe economie op?
“Ik heb altijd twee strategieën: groot en klein. Groot begint met het inzichtelijk maken van de geldstromen in de wijk en kijken hoe je die kan beïnvloeden en ombuigen. Daarbij gaat het om het geld van de gemeente, de corporaties, verzekeringsmaatschappijen, maar ook de inkomens van mensen. Dat gaat ook over de vraag of je geld van mensen die dat oppotten ook voor dingen in de wijk kan gebruiken. En het kleine, dat noem ik altijd ‘ritselen en knutselen’. Met elkaar gaan zoeken. Als ik dit doe voor jou, wat kan jij dan voor mij betekenen. Ruileconomie. Door het slim besteden van kleine bedragen. Die combinatie van ‘kunnen we elkaar helpen?’ en op die grote geldstromen sturen kan het begin zijn van een nieuwe buurteconomie.”
Je noemde een verzekeringsmaatschappij. Wat zou je daar mee kunnen doen?
“Nodig ze eens uit. In Utrecht doen we dat met het thema ‘de gezonde stad’. Veel van die maatschappijen investeren niet in de stad, maar je zou ze kunnen aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. “Zou u met uw geld geen rol in de wijk willen spelen?””
Hier sponsort de GGD een milieu-project, omdat een groenere omgeving de gezondheid ten goede komt.
“Ja, het gaat om meer inzicht in de geldstromen in de wijk. Een heel klein beetje ombuigen van dergelijke stromen kan al heel veel geld opleveren.”
En als je kijkt naar de lokale lasten, dan zou je van gemeentelijke belastingen wijkbelastingen kunnen maken.
“Inderdaad. Gemeenten willen meer geld van het rijk hebben en buurten willen meer geld van de gemeente hebben en ik zou het fantastisch vinden als budgetten veel meer naar buurten en wijken gedecentraliseerd worden. Het is ook heel logisch dat je over een deel van je eigen geld kan beschikken.”
Dit is een buurt met rijke en arme mensen, maar de rijken dragen nog nauwelijks bij aan de buurt. Wat zouden ‘de rijken’ kunnen doen?
“Dat varieert van plekken helpen opknappen waar de gemeente geen geld voor heeft, tot als een soort financier fungeren voor kleine initiatieven die dan niet naar banken hoeven. Fondsen vormen dus. Maar het belangrijkste is het begrip sociaal kapitaal. Dat mensen het gevoel krijgen: we zijn er voor elkaar. Om elkaar te helpen, nietwaar? Uit onderzoeken blijkt ook dat het sociaal kapitaal voor een goede stad en een goede economie doorslaggevend is. Daarmee worden dingen bedoeld als een rijk verenigingsleven, dat mensen elkaar ontmoeten en zich verantwoordelijk voor elkaar voelen, ook over hun eigen subcultuurtjes heen en dat er vertrouwen is tussen bestuur en burgers heen en weer. Als je het hebt over de toekomst van deze wijk, dan is het het belangrijkste om daar in te investeren. Als je dat voor elkaar bokst, al je daar aan bouwt, dan heb je al heel veel gewonnen.”
We liepen net nog langs drie oude fabriekspanden waar de gemeente van af wil. De buurt zou minstens een van die gebouwen goed in het veranderingsproces kunnen gebruiken. Wat is je advies?
“Ik ben nog van een leeftijd waarbij je als eerste aan kraken zou denken. Misschien is dat ook nog wel aan de orde. Maar je moet zo snel mogelijk iedereen om de tafel zien te krijgen die daar over gaat. Ik ken veel gemeenten waar vastgoedbedrijven zijn of worden verzelfstandigd en die gaan bij een aantrekkende economie sommetjes maken. Verhuren geeft dan gedoe. Ik vind het publieke gebouwen en daar ga je anders mee om dan met vastgoed wat je op de markt brengt en dat vind ik een verantwoordelijkheid van de overheid.”
Dus je moet met elkaar om de tafel gaan zitten.
“En als je als buurtbewoner eigenwijs bent, dan betrek je daar andere mensen bij, bijvoorbeeld die van de buurtsuper Dirk, en dan maak je een ‘offer they can’t refuse’. En je zegt: Je bent wel gek als gemeente als je niks met dit fantastische plan doet.”
Misschien moet je de rijke mensen uit de buurt, waar we het eerder over hadden, daar ook bij inschakelen.
“Ja, die zouden ook een rol kunnen spelen. Heel mooi.”
Hoe leven we in een buurt als Middelland, waar tweederde afkomstig is uit een ander land, het beste met elkaar samen? Wat ik nu constateer is dat we misschien te veel langs elkaar heen leven.
“Als ik zo’n vraag krijg, begin ik altijd heel naïef door te zeggen dat we al heel aardig met elkaar leven. In de stad heb je veel mensen die zich in hun eigen leven terugtrekken. Ik zou daar niet te verkrampt over zijn. We zijn allemaal gefixeerd op tweedeling. Autochtoon/allochtoon. Rijk/arm. Maar het interessantste is wat jij mij vertelde over de mix die Middelland ook is, de gemengde koppels, jongerensubculturen, bijzondere crossovers. Het begint er mee om dat in het zonnetje te zetten en te proberen dat wat groter te maken. Dus ik roep altijd: pas op dat je het fixeert op de tweedeling en je gaat blindstaren op ‘hoe gaan we dat in godsnaam doorbreken?’, want dan wordt het te groot en te zwaar. En als het een groot probleem is, dan zal dat ook opduiken en voelen mensen zich gezamenlijk verantwoordelijk om er wat aan te doen.”
Je komt veel tegen dat allerlei groepen dingen gescheiden organiseren. Is daar wat tegen?
“Nee, op zich niet. Het leukste aan levendige buurten is dat er op een rare manier ontmoetingen tussen die culturen gaan plaats vinden. Maar dat moet je speels doen, uitlokken, wat jij als Middellandman ook doet, merk ik. Dat is wat anders dan dat je projecten gaat zetten op het doorbreken van gescheiden culturen.”
Niet verkramp mee omgaan. Organisch dingen laten gebeuren.
“Precies.”
Wat moet burgemeester Aboutaleb doen, hier blijven of naar Den Haag gaan?
“Dat moeten jullie als Rotterdammers zelf weten. Aboutaleb zit ook in die beweging van Benjamin Barber. Van burgemeesters die er toe doen, en steden zijn belangrijker dan staten. Dus als hij consequent is, dan blijft hij gewoon in Rotterdam. Dat is een veel leukere omgeving dan dat je daar in Den Haag moet werken. Lijkt mij hoor. Ik verbaas me überhaupt dat dat een overweging is op dit moment.”
In het boek heb je het ook over ‘een gelijk speelveld’. Wat bedoel je daar mee?
“Dat heeft te maken met buurtrechten. Dat je als buurt in een positie bent dat je niet alleen maar leuke kleinschalige dingen mag doen, maar dat je bij grote strategische beslissingen, die de gemeente vaak neemt met grote marktpartijen, ook een plek aan tafel krijgt. In Utrecht hebben we bijvoorbeeld een soort schaduwvastgoeddiner georganiseerd om te laten zien dat we een andere tafelschikking willen waarbij wij als nieuwe stadmakers ook een hele grote plek hebben naast de traditionele partijen en de overheid. Dat kun je voor een deel zelf creëren, maar ik vind het ook een verantwoordelijkheid van onze overheid om de burger voorop te plaatsen en de markt weer in een dienende rol.”
Je advies is dus om zelf je gelijkwaardige plaats op het speelveld te organiseren.”
“Ja, maak je niet te afhankelijk.”
Neem het initiatief om min of meer op gelijke voet met grote partijen te communiceren.
“Ja, en er zit nog wat diepers onder. Dan kom je bij de filosofieën over de ontwikkeling van de stad. Ik ben een groot fan van wat ‘organische stadsontwikkeling’ wordt genoemd. Dat noem ik heel oneerbiedig: samen knutselen aan je stad en je buurt. Dat is mijn ideaalbeeld van hoe een stad groeit. Dan blijf je ook veel dichter bij je bewoners en creëer je veel makkelijker een gelijk speelveld. Als je een stad gaat programmeren vanuit een stadhuis met maquettes, tekentafels en grote programma’s, dan wordt het al snel top-down.”
De allerlaatste vraag: Waar moet het heen met Middelland?
“Mij past bescheidenheid omdat ik Middelland veel beter zou moeten kennen om daar hele dappere uitspraken over te doen. Op basis van wat ik er over gelezen en gezien heb en van jou gehoord, denk ik dat jullie gewoon op de goede weg zijn. Geniet van wat er al gebeurt en bouw dat sociale kapitaal verder uit. Dat is het belangrijkste waar jullie veel baat bij kunnen hebben.”
Dankjewel.
Over de buurteconomie: neem eens contact op met Stichting Social Trade Organisation (STRO) in Utrecht,
e-mail: info@socialtrade.nl. Die zijn bezig ook internationaal lokale economieën van de grond te tillen.
Dat werkt al enige tijd in Sardinië (Italië), Bristol (UK), en er zijn een aantal nieuwe initiatieven o.m. in Nederland.