Door een onvolledige interpretatie van de zogenaamde COELO-cijfers (zie dag 10) kan de indruk zijn ontstaan dat de gemeente Rotterdam er in financiëel opzicht beroerd voor staat. Niets is minder waar, blijkt bij mijn bezoek aan de Rekenkamer Rotterdam. Rotterdam zou wel eens de rijkste stad van het land kunnen zijn vanwege haar omvangrijke stille reserves. En alleen de haven al is zo’n 6 tot 7 miljard euro waard. In zijn werkkamer aan de Meent vuur ik mijn vragen af op directeur Paul Hofstra.
Hoe staat Rotterdam er in financieel opzicht voor?
“Kijkend naar de begroting kun je zeggen dat die op orde is. De moeilijke tijden, die we na de crisis 2007-2008 hebben gehad, zijn wel grosso modo voorbij. Dat wil niet zeggen dat er geen problemen meer zijn, want de realisatie van de ombuigingen blijft zwaar achter. Er zijn iedere keer weer tekorten. Ze zijn eigenlijk te optimistisch ten aanzien van het inboeken van hun taakstellingen. Bijvoorbeeld wordt er aangegeven dat ze 100 miljoen gaan bezuinigen op de ambtenaren en daar realiseren ze dan de helft van. Dan heb je een tegenvaller van 50 miljoen. En dat slepen ze al een aantal jaren met zich mee. Dit college heeft ook weer een ombuiging ingeboekt van 40 miljoen en de Rekenkamer verwacht dat die ook niet zal worden gerealiseerd. Dat leidt tot tekorten of de noodzaak om tussentijds weer verder om te buigen. Dat element speelt tot op de dag van vandaag. Het tweede element is dat dit college, maar ook vorige colleges, af en toe de neiging heeft om de begroting wat op te poetsen door een deel van te taakstellingen in te vullen via een greep uit het weerstandsvermogen. Alleen is dat weerstandsvermogen de afgelopen jaren wel heel veel kleiner geworden. Vijf, zes jaar geleden was dat bedrag, en dan heb ik het alleen nog maar over het zogenaamde investeringsfonds Rotterdam, bijna een miljard en daar is nu nog geen 200 miljoen van over.”
En dat weerstandsvermogen kan niet meer aangroeien?
“Nee, dat groeit niet verder meer aan. Of nauwelijks.”
Dus op termijn kan dat een probleem worden?
“Nou, er zijn meer elementen van dat weerstandsvermogen. Dan moet je ENECO verkopen. En de haven is de grootste stille reserve die de gemeente Rotterdam heeft. Rotterdam is voor zeventig procent grootaandeelhouder van de haven. Dat was overigens honderd procent. En de dividenden, zo’n 60 tot 70 miljoen ieder jaar weer, komen grotendeels ten goede aan Rotterdam.”
We maken een sprong naar de wijken. De Rekenkamer heeft een rapport geschreven, ‘Inspraak zonder uitspraak’, en dat gaat over burgerparticipatie in het licht van de enige jaren geleden opgerichte structuur van gebiedscommissies. Wat was de belangrijkste conclusie?
“Dat het niet werkt. Het werkt niet omdat al die input die door de burgers vanuit de buurten geleverd wordt wel een plek krijgt in de gebiedsplannen – dus tegen die achtergrond kun je zeggen dat de gebiedscommissies wel hun werk hebben gedaan – maar vervolgens worden die plannen er door het college weer uitgeschraapt.”
U noemt de gebiedscommissie ‘een keizer zonder land’.
“Ja. Ze zijn gekozen zonder overeenkomstige bevoegdheden, dus ze gaan ook niet zo erg veel ergens over. Een groot deel van de adviezen kunnen terzijde worden gelegd.”
En de gemeenteraad zou op dit punt corrigerend kunnen optreden, maar die doet dat niet.
“Ja, in het kader van dit onderzoek hebben we moeten constateren dat dat geschrap van plannen door het college niet door de raad gecorrigeerd wordt.”
Waarom niet?
“Ze hebben er gewoon geen tijd voor of vinden het niet interessant. Feit is dat het gewoon niet gebeurt.”
Dan moet je dus constateren dat dat gebiedscopmmissie-model niet werkt.
“Ja, dit model werkt niet. Daar is de Rekenkamer duidelijk over.”
En hoe zou het wel kunnen werken?
“Binnen de kaders van dit model hebben wij geadviseerd om de politieke verantwoordelijkheden die de gebiedscommissieleden hebben te combineren met interventiemogelijkheden. Bijvoorbeeld om de top drie van de belangrijkste gebiedsplannen binnen bepaalde kaders gerealiseerd te krijgen. Die top drie zou dan, als de gebiedscommissies dat willen, gedwongen een plek moeten krijgen in de uitvoeringsplannen van het gemeentebestuur. Dat voorstel is nog niet door de raad afgedaan omdat er eerst nog een ander en uitgebreider onderzoek over de burgeparticipatie wordt verricht. En de raad wil beide onderzoeken in samenhang met elkaar bespreken.”
Als Middellandman wil ik ook een beeld krijgen van de geldstromen die door Middelland lopen, maar uit uw rapport begrijp ik dat dat onmogelijk is.
“Ja. We hebben gekeken welke financiële stromen er door zo’n gebied heen gaan, maar dat beeld blijkt er niet te zijn. We hebben dan ook geadviseerd om dat beeld wel te construeren. Technisch is het mogelijk om precies aan te geven hoeveel Rotterdams overheidsgeld er door die gebieden heen loopt.”
Denkt u dat het ene stadsdeel onevenredig meer geld krijgt dan het andere?
“Ja, dat is ook zo. En wij willen dat dat transparant wordt gemaakt, ook in het kader van de verantwoording van de uitgaven. Want dat gebeurt nu niet.”
Dat beeld van die geldstromen was wel beter toen er nog deelgemeenten waren?
“Ja, iets beter, omdat een deel van de Rotterdamse begroting via die deelgemeenten liep. Dat deel was in ieder geval helder, maar dat bleef binnen dat gebied. Maar dat is dus afgeschaft. Het is centraal gemaakt en herverdeeld en niemand weet hoeveel er nu per gebied precies wordt uitgegeven.”
Wat zou volgens u persoonlijk goed zijn voor de ontwikkeling van buurten in Rotterdam?
“Wat heel goed zou zijn is een effectieve wijze van burgerparticipatie. Niet alleen inspraak hebben, maar ook invlóéd. Zo’n model zou enorm bijdragen aan de beleving die bewoners hebben van hun invloed op de leefomgeving. Daarom hecht ik ook zo aan de aanbevelingen uit ons rapport.”
Maar hoe doe je dat in de praktijk?
“Langs de route die wij hebben aangegeven. Dat gebiedscommissie-model vinden wij in de kern eigenlijk helemaal niet zo’n raar model, mits het maar kan werken in de zin dat al die input en ideeën die vanuit de burgers geleverd worden op een gegeven moment hun weg vinden in die uitvoeringsplannen. Als je dat voor elkaar krijgt, dan is het vertrouwen in de Rotterdamse overheid ook voor een deel gewaarborgd.”
Burgemeester Aboutaleb zegt dat de macht van het rijk meer naar de gemeenten moet worden gedecentraliseerd.
“Ja, dat kan ik mij voorstellen, maar daar blijft het dan niet bij, want als dat op de Coolsingel blijft hangen, dan schiet je nog weinig op. Je zou de decentralisatie verder naar de wijken door moeten trekken.”
Gaat u zo ver dat u werken met budgetten per buurt bepleit?
“Dat was eigenlijk het oude deelgemeenten-model. Daar wil ik niet naar terug. Maar een algemene beweging om verder door te decentraliseren, ook qua geld, zou wat mij betreft een hele goeie beweging zijn. Maar in welke vorm precies? Daar gaat de politiek over en het kan ook de uitkomst zijn van het nu lopende onderzoek.”
Het gesprek roept drie punten op, die ik wil proberen te behandelen.
- Is de afdeling financiën op het stadhuis bereid om die geldstromen in de buurten opnieuw te inventariseren?;
- Ik ga contact opnemen met de heer Arwin van Buuren die betrokken is bij het voorheen genoemde vervolgonderzoek door DRIFT (Dutch Research Institute for Transitions) van de Erasmus Universiteit;
- Wie zou mij kunnen helpen bij het opzetten van een onderzoek naar alle geldstromen in de buurt, dus niet alleen de gemeentelijke?
Boeiend verhaal. Maar waarom de nadruk op geldstromen naar de wijk? Onderzoek naar het profijt van de overheid gaf ooit relevante informatie over groepen die meer en minder voordeel trokken, met mogelijkheden om b.v. subsidie aan woningeigenaren ( hypotheekrenteaftrek) om buigen naar huurders ( huursubsidie), enz. Ik proef bij discussies… Lees verder »
Mooi en helder verhaal Nico. Wij die in de gebieden werken zijn ook zeer benieuwd naar het Drift onderzoek. Groeten, Louise