Vandaag, 30 oktober al weer, verlaat ik voor de eerste keer mijn werkterrein Middelland om mee te doen aan het Stadmakerscongres 2015 in de Rotterdamse Schouwburg. Bij binnenkomst krijg ik gelijk van Lot Mertens nummer 2 van De Middelland Post, het krantje van en over ‘Mooi, mooier Middelland’. Het ziet er goed uit. Met nieuwtjes en aardige tekeningen van Theresa Hartgers in plaats van foto’s. Mijn stukje (over het schrijven van ingezonden brieven) staat er in. Als lid van de werkgroep communicatie help ik een handje bij het maken van dit blad.
Groeigeld
Het congresaanbod is fantastisch. Buiten via tours naar bijzondere plekken en binnen op zes plekken in de schouwburg. Eén van de excursies gaat naar de ’s-Gravendijkwal waar ‘prototypes voor luchtzuiverende maatregelen’ worden getoond. Ik spreek met Robbert de Vrieze af om daar binnenkort samen te gaan kijken zodat ik er meer aandacht aan kan schenken. Ik ga naar het haltheater waar stadmakers hun verhalen vertellen. Cees Donkers vertelt over zijn activiteiten in Eindhoven, de club van stoute initiatiefnemers (CSI) en zijn spannende Russische avonturen.
Dan volgt het waterverhaal van Lisette van der Meer. Zij maakt ons duidelijk dat de rivier een groter gevaar voor Rotterdam is dan de zee. Ik vraag bij wijze van grap of we de grote stormvloedkering bij Hoek van Holland niet beter bijvoorbeeld bij Capelle hadden kunnen aanleggen? ‘Marconia’ is een nieuw spannend project op een braak stuk land bij de Schiedamse kant van het Marconiplein. “De letterlijke bewijslast is een probleem”, zegt Marte Kappert, “omdat wat we willen nog niet te zien is. Ik ben op zoek naar ‘groeigeld’. Je zou moeten werken met spelregels per plek.
Hoogtepunt is de lezing van ‘De Ruimtemaker’ Frans Soeterbroek. Tot nu toe nog nooit iemand ontmoet die zo goed en geloofwaardig het nieuwe stadmaken onder woorden kan brengen. Soeterbroek noemt zich een systeemdenker. Dat wil zeggen: proberen het systeem ontvankelijk te maken voor het herdefiniëren van taken en plannen. The right to redefine, als toespeling op het uit Engeland en Amerika overgewaaide rihgt to challenge. Je kan bij het maken van de stad vier posities innemen, legt hij uit. Bij autonomie (1) noemt hij Jos van der Lans, bij bevechten(2) valt de naam van Jan Rotmans, bij cocreatie (3) zijn 2.0 ambtenaren in het spel en bij de laatste positie heeft Frans het over hacken door de happy infiltrator (4) en daarbij denkt hij aan Daan Roosegaarde. Aan het begin van zijn college toont Soeterboek een beeld van twee bruggen: een grote hoge brug die half af in het niets blijft steken en een kleine, lage, eenvoudige plat brug waarover mensen richting andere kant lopen. Die kleine brug werkt. Is door de mensen zelf gemaakt om een probleem te overbruggen. “De gemeenten moeten leren om anders naar de ontwikkeling van de stad te kijken, veel organischer. De grote brug kan symbool staan voor de perverse effecten van stadsontwikkeling oude stijl met fixatie op geldpotten, grondexploitatie en peperdure investeringen in zielloze gebieden met hoge onderzoek- en plankosten. Onderonsjes tussen grote partijen met een hoge drempel voor lokaal initiatief en het kleinbedrijf. Te groot en te complex voor de menselijke maat.” Er volgt een voorbeeld van de gemeente Utrecht die steeds naar de vastgoedbeurs in Cannes ging. Door de kritiek daar op deden ze dat niet meer. Ze gaan nu naar Múnchen. (Gelach) Soetenbroek heeft als reactie daar op een duurzaam vastgoeddiner in Utrecht georganiseerd.
Voor zijn aanpak somt De Ruimtemaker een aantal aanbevelingen op:
- beweeg mee met de maatschappelijke initiatieven
- maak gebruik van wat er al is
- laat de tijd het werk doen
- benut het toeval
- probeer ideeën eerst in het klein uit en laat het dan groeien.
- stuur op meerwaarde en de publieke zaak
- doe aan cocreatie
- stel de eindgebruiker centraal
Soetenbroek laat zien hoe hij op het station van Kampen een gebiedsatelier heeft ingericht.
Pioniers met uithoudingsvermogen
Ook stipt hij de economie van de stad aan. Daarbij gaat het over het begrip waardecreatie. In dit geval: om het scheppen van meerwaarde voor bewoners op basis van nieuwe inzichten. Het beleid oude stijl is te veel gebaseerd op een economie van schulden en vaak profiteren de verkeerde mensen, terwijl de stad is van de mensen die er wonen. We moeten meer gaan werken met publieke ondernemers, met nieuwe coöperaties, met ‘pioniers met uithoudingsvermogen’. Frans benadrukt verder dat er een financiëel instrumentarium moet komen voor nieuwe initiatieven. “In Amerika mogen ontwikkelaars pas in een gebied aan de slag als ze er eerst een half jaar gewoond hebben.”
Prima verhaal.
Na de lunch loopt de grote zaal vol voor de keynote speech door urban designer Alexandros Washburn uit Brooklyn New York. Zijn kernwoord is ‘resillience’, weerstandsvermogen, veerkracht. Eigenschappen die van pas komen bij het doorstaan van een orkaan, het opvangen van vluchtelingen, het veranderen van steden. Resillience is voor hem ook gelijk aan sociale cohesie. Emotioneel praat hij over vrijwilligers die hem thuis hielpen bij het opruimen van de troep na de vloed. Washburn begint zijn betoog met/over wat de storm Sandy in 2012 in Brooklyn teweeg bracht en hoe steden met waterproblemen om moeten gaan. Hij noemt, net als Lisette van der Meer, een voorbeeld van een omgekeerd gevaar als hij vertelt over een soort dam bij een park in Brooklyn, die bedoeld was tegen het verkeerslawaai van de nabije highway, maar die op het moment supreme als buffer fungeerde tegen de wateroverlast van Sandy. Uit de tegenovergestelde richting. De climax van Washburns’ speech vormt een oproep aan Rotterdam heel veel vluchtelingen op te vangen. Mee eens, maar ik vroeg me tegelijkertijd af hoe goed hij Rotterdam en Nederland kent. Beseft hij dat meer dan de helft van de bevolking van onze stad bestaat uit mensen die zowel uit andere delen van Nederland als de rest van de wereld in Rotterdam zijn verwelkomd om hier te leven en (voor zover niet werkloos) te werken? Is hij er zich bewust van hoe klein Nederland is in vergelijking met de V.S.? In het AD zegt hij dat Rotterdam wel vier keer zo groot kan worden. En: “Rotterdam moet groot leren denken. Groei is noodzakelijk. Anders wordt deze stad oud, arm en eenzaam.” Later op de middag voorspelt Mathijs van Ruijven van de dienst Stadsontwikkeling tijdens de presentatie van de ‘Kaart van de stad’ dat Rotterdam de komende twintig jaar met 65.000 inwoners zal groeien. Harder dus dan lang gedacht werd. Maar niet de meer dan 2,4 miljoen waar Washburn volgens zijn uitspraken op mikt. Ik vind dat ook wat te veel van het goede. Ik heb vorige week in het blad van de (Tele)Graaf Florisstraat gezegd dat ‘de kleine schaal van de grote stad’ wel eens de toekomst zou kunnen zijn. Daarmee bedoel ik dat megasteden die overal ter wereld ontkiemen, ook zo hun nadelen hebben. Misschien heeft de toenemende waardering van Rotterdam juist mede te maken met zijn relatief kleine schaal?
Buurtpokeren
Het leukste onderdeel van de dag speelt zich in de namiddag af. ‘Buurtpokeren!’ Oftewel: sturen op investeringsstromen met wijkinvesteringsfonds WIJF. Presentatie: Olaf van der Wal en Robbert de Vrieze. Eerst stellen de partijen zich voor die wel in de wijk willen investeren. Iemand namens de RABO-bank en een vertegenwoordiger van de een woningbouwcorporatie, enz. Vervolgens leggen vijf sociale initiatieven uit Delfshaven uit waar ze geld en steun voor nodig hebben. Marconia meldt zich, het Ondernemershuis, een makersspace, het wijkwaterschap Droge Voeten Catalogus en een vrouwenmancipatie-project. Daarna mag iedereen pokeren en geld, tijd of kennis inzetten. Dat levert veel enthousiaste reacties op uit zaal. Uit de hoek van de gemeente, het bedrijfsleven, instellingen, bewoners en specifieke deskundigen. In mijn portemonnee zit toevallig twintig euro. Die zet ik aan het begin van het spel in voor vrouwenemancipatie. Ik doe dat om de boel, voor zover nodig, een beetje op gang te helpen en ook om iets met cash te doen. In de loop van het spel wordt vooral tijd en kennis aangeboden. Het spel laat goed zien dat ergens in investeren niet makkelijk is en tijd kost. En het maakt eveneens duidelijk hoe wij Nederlanders krenterig met geld om springen. Op een gegeven moment vraagt iemand in hoeverre we nu een pokerspel aan het spelen zijn. Half lachend antwoord Robbert dat de kern van poker is dat je geld of – in dit geval – een andere bijdrage inzet en dat we daarmee bezig zijn. De voorzitter van de wijkcoöperatie zegt aan het eind dat hij mijn twintig euro wil laten inlijsten. Als dat zo is krijgt Jamilla Talla alsnog dat bedrag of nog wat meer van mij persoonlijk.
Het Wijf zit goed in elkaar. Het gaat om waarde-ontwikkeling, een democratische wijze van doen en heldere criteria. Voor meer info:
http://democraticchallenge.nl/experiment/wijf/
In de tram terug kijk ik met voldoening terug op het perfect georganiseerde en sfeervolle congres. Er was ook alle ruimte om te netwerken. Ruim zeshonderd gemotiveerde stadsmakers op een kluitje. Als ik de gemeente Rotterdam was, of Aboutaleb, dan zou ik daar heel trots op zijn. Nee, ik zou onmiddellijk gaan nadenken over de vraag hoe je die kracht nog optimaler kan benutten. Inventariseer de kwaliteit en zet die gericht in. Het lijkt wel Poker.