Mijn medialeven begon ongeveer in mijn tienertijd. Met het schrijven van, nu ik ze teruglees, tenenkrommende teksten voor mijn schoolkrant ‘Tijl ULO spiegel’ en het bezorgen van het Dagblad voor Amersfoort, een regionale uitgave van Het Parool, in de villawijk van mijn geboortestad. Voor de brievenbussen moest je grote afstanden overbruggen. Ik bracht de krant ook rond als er heel veel sneeuw lag. Toen wist ik nog niet dat je het van krantenjongen tot miljonair kon schoppen.
En nu, op weg naar het einde, ben ik ten prooi gevallen aan kijkverslaving. De pandemie speelt daarbij natuurlijk ook een rol. Ik zit, vooral in de avonduren, in zo’n foute, oude comfortabele stoel met uitzicht op een groot scherm. Van een actieve producent van allerlei mediacontent dreig ik met het klimmen der jaren steeds meer te veranderen in een passieve consument. Een blikje citroenbier en een schaaltje Bugles sweet chilly flavour binnen handbereik.
Maar, zoals u ziet, mijn bloed blijft kruipen. Vandaag de dag verdrijf ik de tijd met communicatie-adviezen aan het pensioenfonds PNO Media; ik teken het leven op van de in 1928 geboren bijzondere, ondernemende journalist Antonie Dake en ik ben actief in Mathenesse, een spannende buurt op de grens van Rotterdam en Schiedam. Daar help ik een groep bewoners bij het bedrijven van moderne vormen van buurtjournalistiek. Er is nu een acuut probleem: de showband Oud-Mathenesse wordt eind maart uit het buurthuis geknikkerd. De mogelijke oplossing die ik hiervoor bedacht heb, kan ik nog niet verklappen.
Tenslotte heb ik, zonder me veel te verbeelden, onder het pseudoniem Peter Wallmann een roman geschreven, waarvoor ik vorige week een contract met de uitgever heb getekend. En ik zou bijna vergeten dat ik in week 8 in de online talkshow ‘Klare taal’ van het Amsterdamse café Welling mijn tweelingbroer uitbundig heb mogen interviewen. Nee, ik zit niet stil. Waarom zou je ook?
Onlangs droomde ik over de jaren waarin we bij de VPRO en de VARA alarmerende notities over de toekomst schreven. We voorspelden met grote stelligheid dat media als radio en tv door de fascinerende technische ontwikkelingen geen lang leven meer beschoren zouden zijn. Wat sloegen we de plank toen mis, met miskleunen die we gek genoeg nooit rectificeerden. Televisie is immers nog altijd een prominent medium en radio is ondertussen vooral gedegenereerd in de richting van muziekradio, maar er wordt nog altijd veel naar geluisterd. Vooral, zoals ik als mediatrainer ervoer, in landen buiten de verwende Westerse mediawereld.
Waarom ik ouderwetse televisie prettig vind, heeft te maken met slijtage. Als je ogen en oren je kijken en horen stukje bij beetje aantasten is niets zo fijn als de combinatie van beeld en geluid. Ik kijk vooral graag naar het nieuws, sport en culturele programma’s. Het meeste daarvan is heel erg mainstream en voorspelbaar en goed om mijn walging en verbazing op peil te houden. Over de krenten hebben we het later.
Naast de tv bestaat mijn mediavoer vooral uit boeken, kranten (De Volkskrant, NRC Handelsblad en AD), literaire bladen (Hollands Maandblad en De Gids), het opinieweekblad De Groene, het blad Argus en De Kampioen van de ANWB. Appen, mailen, zoomen en Googlen doe ik ook in overvloed. Ik gebruik mijn laptop en mobile eerder actief dan passief, maar voor het luisteren naar de hilarische kletspodcast van Aaf en Marc-Marie maak ik graag een uitzondering.