Blij verrast was ik toen ik het literaire blad De Gids (2021/2) ontdeed van zijn plastic jasje en op de verticale koeienletters IN ROTTERDAM stuitte. Een themanummer over Rotterdam. Beter laat dan nooit. Wat er voor mij uitspringt zijn de essays van hoogleraar stadsgeschiedenis Paul van de Laar (rationeel) en dichter Dean Bowen (emotioneel), de Utopiadystopia van dichter Anne Vegter en de foto’s en kanttekeningen van kunstenaar/fotograaf Charlie Koolhaas. Zij voorspelt dat Rotterdam ‘een prototype zal worden van een onwaarschijnlijk samengaan van gentrificatie en diversiteit’. Dat De Gids melding maakt van het Hiphop- en het Verhalenhuis beschouw ik als typische waarnemingen van een buitenstaander, zoals men in het verleden bij schrijven over Rotterdam nooit veel verder kwam dan dichter Deelder en columnist Carrie.
Het resultaat van achttien pagina’s literaire Rotterdam-interpretatie valt nogal tegen. Als ik bij de invulling van deze special betrokken zou zijn geweest, dan had ik totaal andere mensen op Rotterdam laten reflecteren. Jules Deelder, ja nu juist wel, door uit zijn oer-Rotterdamse oeuvre te putten. Ik had de architect Adriaan Geuze aan het woord gelaten vanwege zijn bemoeienis met het nieuwe Rotterdam Centraal, de discussie rond De Kuip, de vernieuwing van de Coolsingel en nog veel meer. Auteur Jan Oudenaarden, die op Zuid woont en de stad als geen ander snapt, had ik gevraagd om een essay aan het Rotterdam van nu te wijden. Ik had Ayatollah Musa foto’s van Rotterdam laten maken, de o zo erudiete ex-burgmeester Peper zou ik verzoeken om terug te blikken en ik had geadviseerd om een portret te laten maken van krachtvrouw Amina Hussen in het Oude Westen. Om maar wat mensen te noemen die me als eerste te binnen schieten.
In 1983 koos ik bewust voor Rotterdam, nadat ik had gesolliciteerd op de functie van hoofdredacteur van Radio Rijnmond, de omroep die daar eind van dat jaar van start zou gaan. Het viel mij toen direct op hoe bekaaid Rotterdam er in de landelijke media vanaf kwam. Hilversum had alleen aandacht voor Amsterdam en het Haagse politieke nieuws. De komst van het medium radio en tv in Rotterdam had een aantoonbaar gunstig effect op hoe Rotterdam vanaf dat moment prominenter zijn plaats in het landelijke nieuws ging (en kon) opeisen. RTV Rijnmond vertolkte de rol van een soort correspondent en de geïnstalleerde technische infrastructuur droeg daar ook toe bij.
In de loop der jaren slonk het aantal Rotterdamse dagbladen zienderogen: van zeven, kort na de oorlog, tot begin van deze eeuw uiteindelijk alleen het Algemeen Dagblad met een Rotterdams katern. Met het vertrek van de Nieuwe Rotterdamse Courant naar Amsterdam als een memorabel dieptepunt. (De Rotterdamse weekendbijlage kan dat leed onvoldoende verzachten.) Als protest tegen die afname van de pluriformiteit lanceerden wij in mei 2006 het magazine Nieuw Rotterdam, waarvan elf nummers het licht zagen. Ook in Den Haag en Utrecht verschenen nieuwe bladen om het in die steden ontstane AD-monopolie te doorbreken. Achteraf is het vreemd dat de gemeente Rotterdam het initiatief van Nieuw Rotterdam niet financieel wilde ondersteunen. Een lokale democratie is gebaat bij een kritische berichtgeving over wat zich op het stadhuis en in de stad afspeelt.
Op dit moment is Rotterdam, zo valt goed in De Gids te lezen, van karakter veranderd en wordt het internationaal als de ‘coolste stad van Europa’ aangeprezen. We zijn een internationale festivalstad met een groot filmfestival, Poetry International en North Sea Jazz. Gek dat de Gids niet rept over dat aspect. Daarbij komt dat het medialandschap ook een hele andere gedaante heeft aangenomen. Er zijn niet meer alleen kranten, zoals vroeger, maar er is internet, in Vers Beton gegoten, er is RTV Rijnmond, de lokale omroep Open Rotterdam, met een speciaal oog voor de veranderende samenleving en slimwerkend met digitale technieken, en de burgers verspreiden steeds meer zelf hun nieuws of nepnieuws.
Ik had die boeiende veranderingen in 1983 niet kunnen voorspellen en als ik erop terugkijk stemt het mij vrolijk dat proces te hebben mogen meebeleven. Als ik ergens geen spijt van heb, dan is het dat ik Amsterdam voor Rotterdam heb verruild om vervolgens in zee te gaan met een bijzonder Rotterdams ‘meisje’ uit Crooswijk.