Rampenberichtgeving

6 minuten leestijd

Als ik het bij de regiozender L1 voor het zeggen had gehad, dan zou ik na de eerste informatie die wees op een grote ramp onmiddellijk continu via radio, tv en internet zijn gaan uitzenden

Nico Haasbroek becommentarieert wekelijks ontwikkelingen in de media.

We leren het nooit, goed reageren op plotselinge rampen. “Aan tafel ging het over fietsplezier en de schoonheid van de koers, terwijl onder in beeld in een flitsende nieuwsbalk te lezen viel dat huizen in de provincie dreigden onder te lopen en bruggen werden afgesloten. Onwillekeurig moest aan het orkest op de Titanic denken”, schreef Rik Rutten in de NRC. Hij heeft het over de in zijn ogen falende rapportage van de regionale zender L1 betreffende het woedende wassende water in Zuid-Limburg.

Ooit was ik als hoofdredacteur verantwoordelijk voor de rampenberichtgeving in de regio Rotterdam-Rijnmond. Daar heb ik veel van geleerd. Allereerst dat snelle en goede voorlichting aan de burgers in het eerste stadium van een ramp veel belangrijker is dan de journalistieke benadering en het zoeken naar een antwoord op de onvermijdelijke schuldvraag.

Als rampenzender moet je bovendien al veel informatie over het rampgebied paraat hebben, omdat de communicatiekanalen vaak uitvallen of verstopt zijn. Laat ik dat met een voorbeeld illustreren. In het havengebied van Rotterdam deden zich zo nu en dan grote explosies voor. In al die gevallen ontvingen we de eerste berichten niet van de bedrijven of de overheid, maar van onze luisteraars, die vuur zagen of knallen hoorden, soms vanuit hun huis, maar ook vanaf hun werkplek. Zodra we wisten om welk bedrijf het ging, konden we direct melden wat dat bedrijf produceerde of transporteerde en wat voor al of niet gevaarlijke stoffen er op het bedrijfsterrein waren opgeslagen. We hadden dat al van tevoren geïnventariseerd en periodiek geactualiseerd. (Ik weet niet of dat nog steeds gebeurt). Het berichten over de achtergronden en oorzaken kwam pas op de tweede plaats.

De klimaatramp in Limburg, maar ook in het hele stroomgebied van de Maas en de Rijn, werd door Mark Rutte terecht als een ramp aangemerkt. Daarvoor gelden de criteria uit de rampenwet. Als er veel doden te betreuren zijn, zoals in Duitsland het geval was, moet van een ramp gesproken worden, maar ook grote schade als gevolg van natuurgeweld kan een criterium zijn. Onze demissionaire premier verwees nadrukkelijk naar het aspect van de schadevergoeding.

Als ik het bij de regiozender L1 voor het zeggen had gehad, dan zou ik na de eerste informatie die wees op een grote ramp onmiddellijk continu via radio, tv en internet zijn gaan uitzenden. Dat is niet alleen je vanzelfsprekende taak, maar ook een fantastische gelegenheid om te tonen waartoe je als omroep in staat bent. Dat je veel dichter en beter op het nieuws zit dan de landelijke media. Maar vergeet ook niet welke rol je vervult in de Limburgse samenleving. Hoe bijzonder het is om de woede, het verdriet, de steun en solidariteit zicht- en hoorbaar te kunnen maken.

Ik kan me nog goed herinneren dat de Rijnmond jaren geleden door een storm (die overigens veel minder impact had dan de recente ramp in Limburg) werd getroffen. Onze verslaggevers kwamen vrijwel allemaal uit zichzelf naar de studio om van die kleine ramp verslag te doen. Niet omdat het moest, maar omdat je bij belangrijk nieuws als journalist graag betrokken wilt zijn. Een van de verslaggevers meldde opgewonden dat er een hondje, Henkie genaamd, was weggewaaid. Achteraf bleek dat hij dat nieuws uit zijn duim had gezogen, omdat hij niet onder wilde doen voor de spannende verhalen van zijn collega’s.

Goed berichten over rampen is allesbehalve makkelijk, omdat je er meestal door overvallen wordt. Het komt dan aan op slim reageren. En dat lukt niet iedereen. In en rond Limburg vierde het amateurisme weer hoogtij. De soms hilarische persconferenties van de veiligheidsregio Limburg Noord illustreerden dat perfect. We zagen allerlei mannen uit de hoek van de ‘waterleiding’ – onder aanvoering van burgemeester Antoin Scholten – die vooral niks wezenlijks te melden hadden (‘Er is weer erg veel wateroverlast’) en steeds in herhaling vervielen en met losse microfoons worstelden. Veiligheidsbureaucraten waren het, zonder goede mediatraining, die waarschuwden voor ramptoeristen (wat alleen maar meer ramptoeristen aantrekt) en melding maakten van fake nieuws zonder te zeggen wat er niet van klopte. God, wat werd er weer veel uit voorzorg geëvacueerd. Men sloeg wat je noemt een modderfiguur. De kunst is in dit geval om rustig en in begrijpelijke taal alleen te melden wat relevant is, om erger te voorkomen.

Ons land was beter op de ramp voorbereid dan Duitsland en België. Dat wel. Omdat zware regenval steeds vaker zal voorkomen, moeten we permanent werken aan een betere bescherming van onze bevolking. Ik ben het eens met de analyse van Bard van de Weijer in de Volkskrant die stelt dat de overstromingen de urgentie van een groene revolutie invoelbaar maken. Dit is pas het begin.

Previous Story

Journalistiek in het nauw

Next Story

Olympisch geweld