“Vriend en vijand zijn welkom. Ik vind het ook leuk om mensen die het niet met me eens waren de hand te schudden, want ook de tegenstand heb ik altijd zeer gewaardeerd. Als ik alleen maar ja-knikkers in Middelland had gehad, dan had ik er geen reet aan gevonden. Maar juist de controverse in die buurt, de verschillende krachtvelden, kleurinvallen en denkramen, dat maakte het voor mij altijd heel complex, maar zo verschrikkelijk leuk dat ik ook in mijn nest wel eens lag te lachen om wat me allemaal is overkomen.” Zo praat brigadier Hans Vos over zijn afscheid als wijkagent van Middelland. Op 5 november is het zo ver. Komt allen om 16.00 uur naar de Paletschool in de Lieve Verschuierstraat 62. Ik heb mijn vriend Hans Vos bij mij thuis op de koffie uitgenodigd. Wat mij betreft is hij de Middellander van het jaar. Een onconventionele man die er altijd voor je was. De ideale wijkagent.
“Op mijn eerste dienst-dag, op het Haagse Veer, moest ik bij De Neus komen, dat was de hoofdinspecteur Verbeek, en toen ik daar binnen kwam ging ik in de houding staan en zei: ‘De agent Vos meldt zich voor dienst’, pet onder de arm, netjes, stram, en hij bleef doorkrabbelen met z’n stompje potlood en na een minuut of tien zegt ie: ‘Plaats rust, Vos’ en hij ging verder met krabbelen en toen ineens pakte hij een map en zei: ‘Dit is je dossier.’ Daar zat toen nog niks in, behalve het politie-diplomaatje. En hij vervolgde: ‘Ik heb twee vragen en daar hangt helemaal van af of je hier kan blijven niet.’ We hebben het over 72, 73. Ik zeg; ‘Vraagt u maar?’ Hij zegt: ‘Wat doe je aan zelfverdediging?’ Ik zeg;’Ik zit op boksen, meneer.’ ‘Keurig, keurig.’ Hij pakt een groen stompje potlood en zet een grote krul achter mijn naam. ‘En je geloof?’, zegt hij. ‘Mijn ouders hebben me gereformeerd groot gebracht.’ ‘Gelukkig, gelukkig, want katholieken moet ik niet. Die stuur ik naar het bureau aan de Bergsingel.’ Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als ik toen ‘Islamitisch’ had gezegd.
Waar ben je geboren?
“In Kralingen. Ik was de mooiste baby van het ziekenhuis. Ik was ook de enige baby.”
Wanneer kwam je naar het westen van de stad?
“Ik ben halverwege de jaren zeventig in Delfshaven komen wonen en een aantal maanden in Middelland , op de Claes de Vrieselaan, bij de Hondiusstraat, maar dat was niks. Daar belden de mensen aan en dan zeiden ze:’Brigadier, kunt u even mee lopen?’ En als ik boodschappen ging doen, zei mijn vrouw: ‘Halfje wit en in tien minuten terug.’ En tegen de bewoners zei ze: ‘Hij is de hele dag van jullie, maar nu is die van mij en nu gaat die brood halen.’ Mijn hart ligt in Middelland. Als je vraagt: noem 1 mooie wijk in Rotterdam op. Dat is Middelland en het liefst nog de Schildersbuurt, dat zijn de straten met namen van schilders zoals Zwaerdecroon en Hondius. Ik vind het ook heel leuk om wat meer over zo’n wijk te weten. Ik ben wel eens met een stelletjes straatschoffies de wijk door gegaan. Die stonden altijd te klieren en dan ging ik er tussen staan. Dan vroegen ze waarom ik tussen kwam staan en dan zei ik: jullie staan te chillen, ik chil mee. ‘Heb je niks anders te doen?’, vroegen ze dan. Ja, surveilleren, maar dat is saai. Kunnen jullie niet mee? ‘Ja, maar wat gaan we dan doen?’ Dan ga ik jullie dingen over geveltjes en straatnamen vertellen. En waar die OMO-reclame aan de muur vandaan komt. Ze zijn mee geweest en daarna hebben we op het wijkbureau chocolademelk gedronken. En de keer daarna dat ik langs liep vroegen ze: ‘Kunnen we een stukje meelopen, brigadier?’ En als ze dan meelopen, krijg je tips. Over waarom ze hun baseball-petjes achterstevoren dragen en over jongens die kattenkwaad uithalen. Dat levert wel wat op.”
Ooit was er ook een politiepost op de Binnenweg, vlakbij de Albert Heijn.
“Ja, hoofdcommissaris Hessing was in Japan geweest en had daar de eenmans-politie-toko’s gezien.”
En werkte dat?
“Dat was hartstikke leuk. De gemeente had een smoel naar de wijk toe. We deden een preventie-project….”
Waarom werd het dan stop gezet?
“Om financiële redenen. De overheid maakt nu een terugtrekkende beweging. Heel jammer. We zijn de bewonersorganisaties, de oude actiegroepen kwijt geraakt. Die stonden wel eens tegenover mij, vooral in de tachtiger jaren, maar door samen oplossingen te bedenken, aanvalsplannen te bedenken, konden we wel een en ander voor Middelland betekenen. Toen de bewonersorganisatie door de deelgemeente betaald werd, viel die kracht ook weg. Daarna verdween het juridische loket, het wijkkrantje moest er mee ophouden en de wijkagent ging weer terug naar het bureau. Wijkagent nodig? Bel 8844. Dan krijg je een hartelijke telefoniste aan de lijn en die bepaalt wel naar wie je doorgeschakeld wordt, terwijl mensen vaak een probleempje aan mij wilden voorleggen en soms waren dat problemen die helemaal niet bij mij hoorden, belastingproblemen bijvoorbeeld, en dan pakten we de Gouden Gids en gingen samen kijken naar een oplossing. En daar kreeg je wat voor terug. Getuigen over een aanrijding die ergens gebeurd was. Zulk soort dingetjes, Belangrijk, smoelwerk in die wijk.”
Wat vond je zo mooi aan werken in Middelland?
“Stel nou dat ik wijkagent in Meerkerk was geworden en ik zeg tegen iemand: Ik vind dat je dat klote doet. Dan zou zo iemand direct naar de burgemeester stappen om te zeggen dat ik dat gezegd heb. Maar zeg ik dat hier, dan hoor je: ‘O ja, waarom vind je dat? En dan kan ik dat uitleggen. En als iemand vindt dat ik wat klote doe, dan komen ze me dat ook uitleggen. Dat is het leuke van Middelland. Tegen drie dikke negerinnen zeggen, als je die in het voorbijgaan tegen komt: ‘He, mamma. Moeten we niet rijst koken, moeten de mannen niet eten?’ En zij: ‘Wat, wil je mee eten? Dan zal je ook kouseband snijden.’ Dan zei ik goed. En ging ik om vier uur naar haar toe, dan deed Stanley open en ik dan zei dat ik kouseband kwam snijden. En dan zat je bij die mensen aan tafel en kreeg je een verhaal over kinderen, over school, discriminatie of over de kerk waar ze naar toe gingen. Dan wist je heleboel van zo’n gezin, van de kindertjes en je had er een smoel bij. Van, als die jongen wat fout doet, dan kan ik bij die moeder of vader aanlopen. Als je werkelijk wat wil van de mensen, dan zal je in de schil van zo’n wijk moeten kruipen. Dan moet je weten wat voor winkeltjes er zijn. Dan moet je op zoek gaan naar achtergrondverhalen. Dat is leuk. Want mensen vertellen graag heel veel. En dan kan je dingen plaatsen. En er mee dealen. Dat is leuk.”
Hoe zit het volgens jou als kenner met de overlast in Middelland?
“Overlast meet je af aan de klachten die je krijgt. Toen ik hier kwam wemelde het van de heroïne-café’s, hoeren, dealers, pooiers, dealpandjes. Mensen gingen toen straatgroepen vormen om samen tegen die overlast te knokken. Eind jaren tachtig was dat. Op een gegeven moment kwam de stadsvernieuwing. De straten en huizen werden vernieuwd, de bevolking veranderde voor een deel, er werden kroegen gesloten en er kwamen andere winkels. De straatgroepen gingen een beetje uit elkaar vallen en de mensen kregen weer tijd om over elkaar te zeuren. ‘Je auto staat bij mij voor de deur.’ Dat soort dingen. Niet via de overheid of je buurman zelf aanspreken. Nou, op het moment dat mensen weer individueel gaan reageren, dan valt het met die overlast best wel mee. Het beste kan je hebben dat er reden voor overlast is. Dan heb je de gezelligste straten waarin mensen samen dingen gaan doen. Die willen die straat terug veroveren, daar hebben ze wat voor over. En ze willen zich ook voor de buurman inzetten, omdat ze weten dat de buurman zich dan ook voor hun inzet. Tot het moment waarop er niks meer te zeuren is. Dan krijg je situaties als in de Alexanderpolder waar iedereen zijn eigen deur dicht trekt en niemand meer weet wie er naast hem woont. Een beetje overlast is niet verkeerd omdat het je er toe dwingt om de straat op te komen. Slaapsteden zijn niks voor mij. Daar gebeuren net zulke gruwelijke dingen als hier. Geef mij Middelland maar, die smeltkroes waar alles door elkaar heen baggert en waar mensen toch een weg vinden om in de spiraal naar boven te klimmen. Ik vind dat Middelland enorm naar boven geklauterd is.”
Ik wil toch nog even dieper op wat overlastfactoren in gaan. Om te beginnen de overlast gevende Horeca. In hoeverre is dat een probleem?
“Als je er naast woont wel. Zo simpel is het. Ga je in een buurt met veel Horeca wonen, dan heb je de verkeerde woonlocatie gekozen en zal je die overlast altijd houden. En herrie zal er op de Binnenweg altijd zijn. Het is een keuze die je maakt. Ga je op het platteland of in de grote stad wonen? Als je in Middelland wil gaan wonen, dan ga ik er van uit dat je eerst een keer ’s avonds en overdag gaat kijken en je afvragen: wil ik daar wonen en pas ik daar tussen? Zo ja, dan is overlast geen punt. Maar als je gaat denken dat er overlast is, dan heb je overlast.”
Zijn de coffeeshops, zoals Het Geeltje in de Claes de Vriese, een factor?
“Nee. Je kan strakke afspraken maken. Dat hebben de bewoners van de Volmarijnstraat ook gedaan. De eerste keer dat je je er niet aan houdt, dan melden we dat. De tweede keer gaan we naar de politie. We hebben nooit problemen met de controles.”
Naast Het Geeltje ontdekte ik een verborgen cafeetje.
“Dat is een plek waar geen vergunning voor verleend was. Als het goed is wordt die ruimte gesloten. Soms zitten ze op die plekken qat te kauwen. We hebben ook illegale feestzaaltjes in kelders gehad. Dat houdt op een gegeven moment ook weer op. Dat doet de Horeca-controle voor ons. Als je als bewoner denkt, mijn visite kan hier beter niet komen of dat je niet na een bepaald tijdstip meer veilig naar buiten kan, dan gaat het niet goed met een wijk.”
De laatste overlast-factor zijn de opvangplekken voor psychiatrische patiënten en daklozen?
“Dat is geen probleem. Het wordt pas een probleem als je in één straat een aaneenschakeling van dat soort instellingen hebt. Dat leidt tot shopgedrag. En dan zeg ik: gemeente, spreidt dat. Dat geldt ook voor vluchtelingen.”
Ja, in de Graaf Floris praten we over eventuele opvang van Syriërs. Vind je dat wat?
“Ja, perfect. Kleinschalige voorzieningen werken goed. Verder moet je mensen goed begeleiden en een kans bieden op acceptatie in de samenleving. Dan is het geen probleem. Als mensen een club vormen, dan zullen ze nooit een taal leren en als ze geen taal leren, dan komen ze niet aan werk. En dus weinig kans om van de bodem af te komen.”
In de oude confectiefabriek in de Aleidisstraat stuitte ik op Somaliërs.
“Ja. Je moet ergens zitten. Ze zoeken elkaar op. Dat doen wij Nederlanders ook in het buitenland. Dat zit in de mens. Over dat soort plekken gaan de vreemdelingen- en de immigratiedienst. Dat is niet iets voor de wijkdiender. Je kan een stad als Rotterdam sinds de grenzen open zijn niet vrij krijgen van illegalen en vreemdelingen. Turken en Surinamers wonen hier al jaren. Je kan als Turk hier geboren zijn. Zelfs mijn vrouw, die als koloniaal hier heen is gekomen, is gewoon Nederlander. Dat is zo moeilijk te zien. Ik heb daar altijd een hekel aan gehad. Zo was er een journalist die mij vroeg of het niet lastig is, al die buitenlanders. Ik zei: ‘Ik begrijp niet wat je bedoelt. Ik heb hier met Middellanders te maken en daar zitten twee soorten bij, goeie en slechte. Maar ik ken alleen Middellanders, sommigen met en sommigen zonder kleur. En dat boeit me ook helemaal niet. Alleen levert het een mooier scala aan verhalen op.”
Ik ontmoet in Middelland veel gemengde koppels. Daar hoor jij dus ook bij.
“Ja, mijn vrouw is Hindoestaans.”
Kan jij wonen in een buurt waar je werkt?
“Als ik haast heb, ga ik niet bij Albert Heijn op de Binnenweg boodschappen doen. En als ik chips in mijn wagentje leg, dan weet ik ook dat mensen dat er uit halen en zeggen: ‘Je bent al te dik.’ Ze bemoeien zich met je karretje. En dat geeft niks. Want het is goed bedoeld, prima. Als mensen mij vragen: ‘Waar woon jij? Ik kom je opzoeken?’ Dan zeg ik, moet je doen en ik geef ze mijn adres en telefoonnummer. En ik zeg: ‘Ik wacht je op met mijn koekenpan. Ben je vervelend, dan krijg je een klap met de pan en kom je op de koffie, dan ben je welkom.’ Ik ben nog nooit door iemand lastig gevallen. In al die jaren ben ik misschien tien keer ’s nachts mijn nest uit geweest. Dan belde er iemand om drie uur ‘s nachts dat ie een keukenbrandje had. Nou, dan stapte ik op mijn brommertje, deed een arm om de mensen heen en zei: ‘Morgen kijken we verder.’”
Wat was nou het grootste probleem waar jij in jouw tijd in Middelland mee te maken heb gehad?
“Ik denk de lokale samenleving helpen om meer samen te doen. Niet tegen de overheid, niet tegen de politie. De prostitutie in de buurt was een groot probleem. Hoe ga je daar mee om? Toendertijd was het zo dat de politiek niks mocht en justitie niks deed. Niemand wilde een tippelzone aanwijzen. En dat werd ik zo zat. Mensen zeiden tegen me: ‘Jullie geven wel een parkeerboete, maar mijn zoontje vraagt wat ‘pijpen voor een tientje’ betekent.’ Daar had zo iemand gewoon gelijk in. Toen dacht ik, ik heb in mijn schuurtje nog een pot verf staan. Ik zet op de G.J. de Jonghweg een streep en op de eerste trampaal een T van tippelen en aan het eind van de straat een T met een streep er door, einde tippelen. Toen ben ik bij de RET gaan zeuren om twee oude tramhuisjes. En ik ben op mijn dienstbrommer alle seksshops af geweest en daar heb ik condooms tegen de datum gevraagd, die ze toch niet meer konden verkopen. Vervolgens heb ik de ‘leading ladies’ gezegd; ‘Als je daar gaat staan, dan krijg je van mij gratis condooms.’ De GGD was bereid mee te werken en het Leger des Heils om koffie te zetten. Later werd dat, de Bulldog’. En zo is die tippelzone er gekomen, maar ik moest wel bij de burgemeester komen en die vroeg of ik achterlijk geworden was. Ik zei: ‘Ik snap dat je het een beetje lullig vindt, maar deze vraag heb ik gekregen. Je moet wel handelen, want het is er.’ Peper zei toen: ‘Hier ga je meer van horen als het niks wordt.’ Maar ik was blij dat op dat moment het grootste deel van het probleem was opgelost. En nu is het zo dat je voor je wip een nummer belt. Dus uiteindelijk is het probleem voor Middelland opgelost.”
Op de Mathenesserlaan is een salon en daar staat boeven de deur: ‘uitsluitend massage’.
“Ja, dat klopt. Geen seks, alleen met het handje. (Gelach) Ik heb daar ook wel eens een klacht over gehad van een moeder. Haar zoon had bij het voetballen zijn enkel verstuikt, en toen had hij massage in het telefoonboek opgezocht, en toen moest hij zijn broek helemaal uit doen en weet je wat er toen gebeurde? Ik zei, ja als het die tent is geweest, dan kan ik me daar iets bij voorstellen. Het is geen sportmassage.”
Ben je blij dat je er als wijkagent mee ophoudt of zou je nog wel door willen?
“Dubbel. Ik hou heel erg veel van Middelland, maar ik weet ook dat – al blijf ik nog tweehonderd jaar doorwerken – het werk hier nooit af zal zijn. Net als bij een begrafenisonderneming is er voor de politie altijd werk te doen. De tijden zijn echter wel dusdanig veranderd dat de olifant gerust de kudde kan verlaten. Er is in Middelland een nieuwe bevolking gekomen en die hebben ook een nieuwe agent nodig, die moderner denkt als ik. Je kan wel een mooi pak hebben, maar dat kan ook verschrikkelijk uit de mode zijn. (Gelach) Mirjam Croese volgt mij op.”
Even tussendoor, omdat het actueel is: Wat vind je van de nieuwe nationale politie?
“Een goed idee, maar veel te snel in gang gezet, met onvoldoende financiën.”
Jij was als agent altijd heel toegankelijk. Heb je daar veel gelazer mee gehad?
“Ja, heel veel.”
Waarom deed je het dan toch?
“Omdat ik vind dat de mensen mogen weten wat ik doe. Ik wordt betaald door de mensen in Middelland. Ik heb geprobeerd de gebruiksaanwijzing van alle Middellanders te mogen lezen, maar dat kan alleen als ze ook mijn gebruiksaanwijzing mogen lezen. Dan ga ik toch niet zeggen: dat gaat je niks aan. Dat gaat ze wel aan. Het gebeurt in hun straat. Operationele dingen waarmee ik mijn collega in gevaar kan brengen ga je niet van mij horen. Maar als ze mij vragen: wanneer ga je daar en daar wat aan doen of waarom is dat zo gelopen, dan mogen mensen toch weten of ik het goed of fout heb gedaan.”
Heb je de korpsleiding van jouw filosofie over openheid kunnen overtuigen?
“Niet altijd. Ze verweten mij wel eens dat ik de kant van Middelland heb gekozen. Dan zei ik: Ja, maar daar werk ik. Een leuk voorbeeld: In straat wilden ze het eenrichtingsverkeer andersom hebben en daar waren goede argumenten voor. Maar de gemeente stond dat niet toe. Toen heb ik op een avond gezegd: we gaan die borden omdraaien. Het heeft toen maanden geduurd voordat de gemeente dat in de gaten had. Toen hebben ze ze terug gezet en toen hebben we ze ’s avonds gelijk weer omgedraaid. En ze staan nu nog zo. Het is toch hun straat. Waar ik ook last van heb is dat ze van een stuk parkeerplaats op de Claes de Vriese een grasveld hebben gemaakt. Een stadsontwerpster had een schitterende groene allee bedacht. Het is een hondenuitlaat-zone geworden. Ik vind dat stomme dingen.”
Kun je eindigen met nog een goeie anekdote uit je mooie tijd als diender?
“Hier vlakbij bij een bushalte is de straat afgesloten. Ik kom er aan en wat zie ik? Een vuurtje. En Jongens die bij Albert Heijn een carbonade hebben gepikt en die leggen ze op de geribbelde zitplaats van het bushokje. Die waren heerlijk aan het grillen. Wijkagent, ook een stukkie? Geniaal. Ik zeg: jongens dat kan helemaal niet. En zij: ‘Mogen we het nog even opeten en dan zullen we het zo goed mogelijk schoon poetsen.’ Moet je het weggooien? Dat heeft ook geen enkele zin. Die jongens hebben honger. Dat vind ik gouden momenten. En dan zeg je dat die jongens stom zijn? Nou, ik kom er niet op. Toen ik deze wijk in kwam zeiden ze: ‘Je komt nu in een wijk waar je het nooit naar je zin zal hebben. En je zal nooit meer wat worden. Toen bleek Middelland gelukkig zo moeilijk te zijn dat ik automatisch brigadier werd. Ik vond het hier dermate leuk dat ik geen enkele de ambitie heb gehad om ooit nog verder te solliciteren.”
Wat is je conclusie: zijn de problemen in Middelland sinds jouw komst groter of kleiner geworden?
“Anders. Vooral doordat de samenstelling van de bevolking anders is geworden. Mensen zien zelf veel meer. Lopen met cameraatjes rond. Maken met mensen uit andere ‘levels’ ruzie. Dat maakt het ook weer complexer. Je hebt nu meer een high tech-agent nodig die meer op internet zit te rommelen. Iemand die op een andere manier inventief is dan ik het deed. Bij mensen thuis je boterham opeten en een praatje maken. Dat kan hier. Dat kan niet in Hillegersberg of Kralingen. Daar zitten ze helemaal niet op je te wachten.”
Wat een mooi verhaal, met veel plezier gelezen. Dankjewel voor je jarenlange inzet (ook al kom ik uit een andere wijk!). Ik denk dat je echt verschil hebt gemaakt. Super! Geniet van je pensioen.
Ha Nico, op jouw aanraden heb ik het interview gelezen. Ik vind het een rijke uitwisseling. Zijn visie op het ‘persoonlijke’. En zijn onconventionele manier van handelen bij het maken van de tippelzone, precies aansluitend bij wat er werkelijk aan de hand is en vandaaruit handelen, ook met humor. Onlangs… Lees verder »
Natuurlijk ken ook ik als Middellander (27 jaar) Hans Vos, herkende hem lange tijd niet nadat zijn lange haar er af was. Maar herken hem wel in zijn benadering van de bezoekers en bewoners van de wijk en (vaak coulante) omgang met de veel voorkomende problemen die de wijk heeft… Lees verder »
Ha Nico, wat een goed, sympathiek en geestig stuk over wijkagent Vos! blij dat ik het heb gelezen!
Ik ga beter op jouw artikelen/interviews letten en ook lezen!
Groet, Thea