DAG 43: Wereldburgers gevraagd

6 minuten leestijd

Wat is de beste manier om in Rotterdam en Middelland met elkaar om te gaan? Ik ben er nog steeds niet uit. De meningen erover zijn, zo bleek uit de talrijke gesprekken die ik voerde over dit onderwerp, verdeeld. Tot nu toe was integratie vaak de maatstaf voor de onderlinge omgang in de buurt, maar het integratiedebat lijkt zijn langste tijd wel te hebben gehad. Het gesputter over de integratienota in de gemeenteraad was veelzeggend. De laatste nota, ‘integratie 010’, heeft als leidend beginsel ruimte geven en grenzen stellen. De door de islam geïnspireerde partij NIDA verwerpt deze visie. In het AD zegt NIDA-raadslid Aydin Peksert: “In het Rotterdam van nu met 174 nationaliteiten en ruim 50 procent migranten is diversiteit de norm. Iedereen is in de minderheid. Iedereen dient zich aan iedereen aan te passen.” NIDA wil vooral openheid en ‘insluiting’.
Op zoek naar betere criteria dan ‘integratie’ stuitte ik in mijn archief op het themanummer ‘Kosmopolitisme’ van het literaire tijdschrift De Gids (2012/8). In de inleiding bij het nummer wordt het begrip wereldburgerschap omschreven als een antidotum tegen nationalisme, provincialisme en angstige benepenheid, en als leidraad voor een levenshouding in een wereld waar we hoe dan ook tot elkaar veroordeeld zijn. Adriaan van Dis breekt een lans voor Europa, noemt zich Europeaan, en stelt: ‘Meerlandigheid is mijn identiteit.’ Maar het meest aangetrokken werd ik door de beschouwing van Merlijn Olnon onder de kop ‘Luxe of noodzaak’. Hij beschrijft het historische Izmir (Turkije) en het moderne Amsterdam als kosmopolitische steden en pleit voor de pragmatische tolerantie “die deze steden niet alleen hun kosmopolitische uitstraling en leefbare klimaat verleende, maar ook veel economisch voordeel opleverde”. Wat hij over Amsterdam schrijft is misschien nog meer van toepassing op Rotterdam. Als we denken aan Rotterdam als wereldhaven en aan onze verbondenheid zoals die tot uiting kwam tijdens de demonstraties tegen de terreurdaden in Parijs. Olnon geeft een mooie omschrijving van een kosmopolieten: “Of hij nu filosoof, lid van een diaspora, links ideoloog of levensgenieter is, een kosmopoliet is tegenwoordig kennelijk vooral iemand die zich overal even gemakkelijk thuis weet te maken en er zelfs plezier in schept dat steeds opnieuw te doen. Zijn ideale habitat is een stad waar hij zijn tolerantie naar hartenlust tentoon kan spreiden. Hij is, kortom, een oppervlakkig glanzende variant van de afgeserveerde multiculturalist; iemand die graag met anderen ‘samenleeft’, ook (of juist) als ze echt anders zijn dan hij.” En over de kosmopolitische stad schrijft hij: “De kosmopolitische stad, met een cultuur die tot het diepst van haar wezen pluriform is, is een multiculturele stad met een extra vernislaagje. Voor een stad is het label begeerlijk omdat het gastvrijheid en tolerantie uitstraalt en daarmee toeristen en hoogopgeleide creatievelingen trekt, voor personen omdat het ze onderscheidt als welbewuste (moreel superieure) dan wel nonchalante (‘relaxte’) mensen van de wereld.” Aan het eind van zijn beschouwing werpt Olnon de vraag op of we niet in een samenleving, een stad leven waar men weet hoe je samenleeft op de momenten dat het er echt op aankomt. “Een samenleving, een stad, daarom, waar de publieke ruimte interactie tussen culturen (en sociale groepen) juist bevordert?” Voor succesvol samenleven is volgens Olnon niet veel meer nodig dan een tamelijk beperkt aantal basisregels en –vaardigheden: respect voor de ander en zijn/haar tradities, beschaving, een gemeenschappelijke taal en een bijbehorend vocabulaire van (min of meer gedeelde) centrale waarden en vooral veel duidelijkheid over waar tolerantie ophoudt en de geldende normen van de Leitkultur zullen worden geforceerd door het recht en – liefst bij uitzondering – door de politiek.
Het zijn lange zinnen, die veel herkenning oproepen. Ik zie het Rotterdam voor me van Erasmus, Aboutaleb, Rem Koolhaas en Neelie Kroes. Het Rotterdam van de universiteit, Poetry International en het IFFR. Van Now & Wow en Dunya. Het Rotterdam van de Middelland- en de Graaf Florisstraat. De stad en buurt waar veel mensen zich meer Rotterdammer dan Nederlander voelen.
Ik neem me voor om het mooie begrip ‘kosmopolitisme’ verder uit te spitten en naar Rotterdam te vertalen. In het Rotterdam-katern van NRC Handelsblad (4/12/2015) schrijft stadgenoot Zihni Ozdil ook over de wereldburger. Daarvoor citeert hij het adagium van Erasmus: ‘heel de wereld is mijn vaderland’. Of, zoals hij ook schreef: ‘Waar je je prettig voelt is je vaderland’. Dat gevoel heb ik ook voortdurend als ik ergens ver weg bezig ben. Ik zeg dan altijd: “Waar ik ben is het midden van de wereld.”
Ik zoek dringend contact met Middellanders die zich ook wereldburger voelen om ons wereldburgerschap te vieren.Hotel Emma

0 0 stemmen
Artikel waardering
1 Reactie
Nieuwste
Oudste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
gert de Bruin

Zijn integratie en cosmopolitisme aardige thema’s voor een vervolg-cursus aangaande Rotterdamen en zijn wijken/buurten?

Previous Story

DAG 42: Kafka in Middelland

Next Story

DAG 44: Deel Mathenesserlaan wordt winkelgebied voor voetgangers