Radboud Engbersen woont al ruim twintig jaar aan het Branco van Dantzigpark. Hij is een combinatie van socioloog en literatuurwetenschapper, en wil een stad lezen, interpreteren en er over schrijven. “Je moet goed kijken en luisteren en daar op een aansprekende manier over vertellen en schrijven. Ik zit op het kruispunt van wetenschap, journalistiek en beleid. Daar voel ik mij het beste thuis.”
Rond het middaguur heb ik met hem afgesproken. Zijn huis was vroeger een bakkerij. Op de plek waar nu zijn bed staat werden ooit de broden gebakken. Ik vertel hem dat de vader van mijn vader een bakkerij in de Haagse Schilderswijk had. We lopen naar buiten waar hij trots het boompje voor zijn huis laat zien, dat hij vorige jaar geplant heeft. Op de gevelsteen staat ‘Anno 1901’. “We staan hier voor drie panden. Twee panden zijn van particulieren en je ziet wat de corporatie met dat rechterpand heeft gedaan. Die heeft er een dakdoos op gezet. Hier werd het brood gebakken, dat was de meelzolder en daar stonden de paarden die het brood de stad in reden.”
Radboud wil mij zijn woonomgeving tonen. De route die hij kiest blijkt – buiten vreemd genoeg – buiten zijn weten om – ongeveer dezelfde als die die we een dag eerder met het college van B en W aflegden, maar dan in omgekeerde richting, en met totaal andere thema’s en opinies. Ik vuur mijn eerste vraag op hem af.
“Daar bij die tafel stond een bewoonster enorm over de problemen met en rond dit plein te jammeren, maar is dat niet wat overdreven?”
“Wie weet? Het is een heel mooi plein. Degene die het heeft ontworpen heeft er ooit een prachtige prijs voor gekregen. Men was toen heel erg over dit plein te spreken, want waar heb je in dit soort buurten nog zo’n groene long? Alleen is het wel jammer dat de witte middenklasse een soort koudwatervrees voor dit plein heeft.”
Heeft het met segregatie te maken?
“Een klein beetje. En dat kan je alleen maar oplossen door er zelf naar toe te gaan. Ik ben hier jarenlang onbezoldigd jongerenwerker geweest en heb met Ali en Mohammed gevoetbald. Het ging er hard aan toe. Het zijn grote deugnieten geworden, maar als ik ze zo nu en dan tegenkom hebben ze het altijd nog over het voetballen van toen. Alleen als het heel mooi weer is en iedereen naar buiten moet, dan tref je hier meer groepen mensen aan. Maar mijn grief is wel dat dit plein niet goed onderhouden wordt. Mooi, mooier Middelland wil het ook op deze plek mooier maken, maar als je om je heen kijkt, dan zie je overal dakdozen. Met die lelijke trespa platen en plastic kozijnen. Die dozen staan er al meer dan 25 jaar. Allemaal sociale huur. Vlak voor de crisis had Woonstad ook plannetjes gemaakt om het mooier te maken, met balkons en zo, maar dat is door die crisis nooit dooorgegaan. De verpauperde hoekpanden worden nu door particulieren allemaal opgeknapt, maar over die dakdozen van de corporatie hoor ik niets. Wat zou het fantastisch zijn als er aan die vorm van stadsvernietiging hier een einde wordt gemaakt.”
We drentelen naar de Middellandstraat. Bij het oude witte wijkgebouw zeg ik dat hier vroeger in drie fabriekjes de confectieindustrie was geconcentreerd. Nu keert ‘het maken’ weer terug, in het Wijkpaleis, maar ook elders.
Ik heb voorgesteld om hier weer initiatieven voor de Turkse kleermakers te ontplooien.
“Ja, dat is een goed idee, een confectiekwartier. Ik ben nu al enthousiast. Op de Schietbaanlaan zijn ook nog veel oude ateliers. Maar er bestaat ook een plan om in het wijkgebouw een hostel voor studenten te vestigen. Dat soort krachtige economische magneten heb je nodig. Bewonersinitiatieven hebben niet de middelen om zo’n pand op te knappen.”
We passeren de twee ‘Jan-straten’. Jan Porcellis en Jan Sonje.
“Hier kan je heel mooi het verhaal van twee straten vertellen. De Sonjestraat was altijd in beweging. Daar deden de mensen veel samen. Ze hingen bijvoorveeld de vlaggen uit van de landen waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. En één straat verder lag iemand vijftien jaar dood, zonder opgemerkt te worden. Zo dicht kunnen tegenstellingen bij elkaar liggen. Ik dacht: blijkbaar kan de ene straat het wel en de andere niet, maar die conclusie was veel te snel getrokken, want in de Porcellisstraat blijkt ook een hele vitale gemeenschap van mensen te zitten. De lering hieruit is dat het is heel moeilijk om in een stad te snel conclusies te trekken. Verhalen kunnen toch anders in elkaar zitten.”
Inderdaad. Dat constateer ik ook nu ik hier dagenlang rondloop. De werkelijkheid is subtieler dan je denkt. We doen een bakkie in Espresso Dates. Daar vertelt Radboud zijn credo.
“Mijn credo is: bottom-up werken met top support. Daarmee wil ik zeggen je van beneden naar boven moet werken, maar dat daarbij excellente expertise aanreiken essentieel is. Mijn ervaring is dat de mooiste dingen gebeuren in de interactie tussen bewoners en experts. Een goede expert verstaat de kunst om heel goed naar bewoners te luisteren en hun kennis te benutten en in dat samenspel komen de mooiste dingen tot stand.”
Een bewoner kan ook een expert zijn.
“Ja, zeker in een wijk als Middelland zit veel creatieve expertise, met architecten en ontwerpers, maar je moet ook uitgedaagd kunnen worden door mensen van buiten die ideeën kunnen aanreiken waar je nog nooit bij heb stil gestaan. Bewoners zijn soms weergaloos creatief, maar soms ook een beetje conservatief en iemand van buiten kan dan uitkomst bieden om je verbeelding te prikkelen.”
Ik wil weten wat Engbersen van mijn idee vindt om van een deel van de Mathenesserlaan een wandelboulevard met winkels en horeca te maken.
“Het idee spreekt me aan omdat heel veel dingen bij elkaar komen. Aan de Middellandstraat kun je zien dat klassieke winkelstraten verdwijnen. Het worden belevingsstraten. Verder zie je steeds meer mensen thuis werken. Je krijgt leefstraten waar gewerkt en geleefd wordt en waar vertier is en waar zorgvoorzieningen ontstaan. Plekken ook waar je met je rollator kan neerstrijken. Sommige van die elementen zitten in jouw idee. Of het een chique straat moet worden weet ik niet, hoewel die straat al wel een beetje chique is…”
Maar ik wil juist een alternatief voor al diezelfde soort standaardwinkeltjes in de andere winkelstraten van Middelland, uitgaand ook van het basisplan van G.J. de Jongh, die een buurt wilde voor arm en rijk.
“Ik vind het een heel aansprekend plan met al die kenmerken van een leefstraat als boulevard met een promenade, waardoor het een actieve levensader is, maar het is ook belangrijk om het centrum beter met historisch Delfshaven te verbinden. Nu is Middelland een beetje een verloren gebiedje. Maar voor dat idee van jou is een aanvalsplan nodig. Ik ben geen militairist, maar je moet voor een dergelijk idee wel een eerste bruggehoofd slaan om van daaruit het gebied verder te exploreren.”
Even een ander onderwerp nu. Ik ben aan het proberen om de onderkant van onze buurt enigszins in kaart te brengen. Problemen als armoede, eenzaamheid, werkloosheid. Hoe kijk jij daar naar?
“Er is een groot eenzaamheidsonderzoek van de gemeente Rotterdam. Uit dat onderzoek komt ondermeer naar voren dat er heel veel mensen zijn die met rust gelaten willen worden. Ze leven in hun eigen universum, maar vinden het wel goed dat iemand af en toe een oogje in het zeil houdt. Dan is er een grote categorie van eenouder-gezinnen. Als je langdurig op het bestaansminimum leeft, dan kom je echt in de problemen. Dan ben je echt op de voedselbank aangewezen. Die heb je vast ook op bepaalde plekken in Middelland. Maar wat ook speelt in deze buurt is de categorie van de ZZP’ers. Aan de ene kant heb je een groep die zich redelijk weet te redden, maar er is ook een groep, met name in de culturele sector (waarin enorm gesnoeid is), die eigenlijk nauwelijks weet te overleven en heel erg lijdt onder het bijstandsregime van de gemeente Rotterdam. Daar zou je in moeten duiken. Misschien kunnen die in Middelland bij de cocreatie ingeschakeld worden. Daar worden ze nog niet op aangesproken. Heel wat Middellanders proberen nieuwe sociale en culturele projecten van de grond te krijgen.”
Ja, dat is een interessante groep. Daar gaan we een bijeenkomst voor organiseren.
Aan het eind van onze wandeling komt Radboud terug op de dakdozen. Volgens hem is Woonstad stiekem een dakdozenmuseum aan het inrichten. “Ze staan er al bijna dertig jaar. Door de hele buurt. Je kunt het zien als een monument voor de mislukte stadsvernieuwing. Dat is eigenlijk hun geheime strategie. Ik heb ze wel door.”