Rotterdam – We zitten tegenover de Duitse schrijver Peter Wallmann. In een huis in Middelland. Op een of andere manier oogt hij jonger dan hij klinkt. En lijkt hij veel Rotterdamser dan zijn afkomst doet geloven. Hier is iets niet pluis… Maar wat? We proberen er achter te komen door met hem te praten over de thema’s van zijn roman Tijdverdrijf.
Waarom bent u zo gefascineerd door Rotterdam?
“Mijn boek had zich in elke grote stad af kunnen spelen, elke grote havenstad. Maar het klopt dat ik Rotterdam fascinerend vind. Deze stad is na een vernietigend bombardement niet zo opgebouwd als andere gebombardeerde steden. Vaak wordt de stad zo veel mogelijk hersteld in de staat zoals hij was voor het bombardement. Maar in Rotterdam hebben de mensen gedacht: ‘Alles ligt nu toch plat, laten we er iets compleet nieuws van maken.’ Dat is best bijzonder. Ik ben dol op grote Europese steden. Rotterdam, Keulen, Brussel. Omdat je binnen Europa met een klein stukje reizen zulke totaal verschillende werelden kunt binnenstappen. Met totaal andere mensen, totaal ander eten. Neem nu de ijsjes in Wenen…”
Ja, ijsjes zijn nogal belangrijk in uw boek. Waarom?
“Ik ben dol op ijs. Altijd. Niet alleen in de zomer, maar ook in de winter, als het koud is. ‘IJs en vriezen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden’, zegt de hoofdpersoon in mijn boek. Peter Wallmann heet hij, al moet je hem niet verwarren met de schrijver. Ik ben zelf al dol op ijs sinds ik als kind naar Jamin ging. Daar kreeg je zo’n rechthoekig stuk ijs. Je kon er ook chocolade bij bestellen, of een wafel. Iedereen houdt van ijsjes, iedereen wordt er vrolijk van. Tijdens het eten van een ijsje raken mensen met elkaar in gesprek. Een ijssalon is een nóg belangrijkere plek voor ontmoeting dan een café. Ik word weleens gevraagd advies te geven over stedelijke ontwikkeling en dan zeg ik altijd als eerste: zorg dat er een goede ijssalon is!”
Aan het einde van het boek laat u, ik bedoel de hoofdpersoon, zich invriezen in een ijssalon.
“Nou, kijk. Ik heb heel vaak in mijn leven het idee gehad dat ik vooruit liep op mijn tijd. Dat mijn omgeving nog niet klaar was voor mijn ideeën. Ik kwam met oplossingen aan die járen later pas werden opgepikt. Dus laat ik, de hoofdpersoon dus, zich invriezen. Hij zegt: ‘Ik wil pas ontdooid worden als de wereld toe is aan mij.’ Dat is de zin van zijn leven.”
Hoe oud bent u?
“79. En als je zo oud bent, ga je nadenken. Je gaat merken dat de wereld zich voor je sluit, dat mensen niet meer bij je komen zitten als je in een café aan een tafeltje zit. Dat is niet leuk, onterecht ook. In het boek experimenteer ik met dat ouder worden. Ik liet me door een visagiste jonger maken. Ik wilde kijken wat er zou gebeuren als ik er jonger uit ging zien. Nou, dat heb ik geweten, ik kreeg de wind van voren! We hebben een hele serie foto’s gemaakt en wat bleek? De leukste foto was die waarop ik er uitzie zoals ik nu ben…”
In het boek wordt een volkstuincomplex omgebouwd tot lusthof. Helpt seks u om jong te blijven?
“Eerder andersom: als je langer vitaal blijft, kun je langer door met seks. En seks is essentieel in het leven. Bij dat lusthof gaat het erom dat mensen zichzelf kunnen zijn, gelijk zijn, kunnen doen waar ze zin in hebben. Ook ouderen. Seks kan ook alleen maar knuffelen zijn, dat is voor iedereen anders. Ik wilde erover schrijven omdat ik het zo raar vind hoe raar mensen met elkaar omgaan als het over seks gaat.”
Aan dat paradijselijke lusthof dreigt een einde te komen omdat de gemeente huizen wil bouwen op het volkstuincomplex. Dat lijkt op een Rotterdamse situatie. Er wordt zelfs een wethouder ontvoerd die ons bekend voorkomt.
“Je mag gerust opschrijven dat daar de vorige wethouder van bouwen, Bas Kurvers, mee bedoeld wordt. Kijk, ik ben een oorlogskind, ik ben tegen elke vorm van geweld. Bij die ontvoering wordt het slachtoffer geen haar gekrenkt, maar juist met alle egards behandeld. Hij wordt compleet in de watten gelegd. Het enige is dat hem zijn vrijheid ontnomen wordt. En dat er een discussie met hem wordt gevoerd, daarna verandert hij van mening en treedt hij af. Nee, de volkstuin wordt er niet mee gered. Volkstuinen, en ook sportvelden, zijn voor overheden overal in de wereld de makkelijkste slachtoffers als er huizen gebouwd moeten worden. Dat wilde ik aan de kaak stellen.”
Het klinkt echt heel Rotterdams allemaal. Zeker voor een schrijver uit Duitsland. Ik zie hier in huis ook allemaal foto’s van een hele andere man dan u. Bént u Peter Wallmann wel?
“Nee, ik ben Nico Haasbroek.”
Tijdverdrijf van Peter Wallmann ligt nu in de boekhandel.